- 4 - het kruispunt direct ten zuiden van de overweg wordt door verkeers lichten geregeld; het fietsverkeer vanaf de Schrans richting Zuiderplein kan op het kruispunt direct ten zuiden van de overweg beveiligd oversteken; dit fietsverkeer is tussen Schrans en Zuiderplein tweezijdig. Variant 22 geeft een betere (veiliger en overzichtelijker) oplossing voor het langzame verkeer dan variant 2'. Ze voorziet namelijk in beveiligd oversteken, minder conflictkansen bij het Zuiderplein als gevolg van het tweezijdige fietsverkeer. Voorts is het totale verkeersbeeld voor de weg gebruiker in deze variant logischer dan in variant 2' Gelet op het vorenstaande heeft variant 22 in eerste instantie de voorkeur verkregen Het is ons echter gebleken, dat bij de realisering van een Oostergoweg vol gens de hiervoor omschreven combinatie het afwikkelingsniveau van het verkeer van/naar de binnenstad, alsmede van het openbaar vervoer,niet alleen niet ver betert maar zelfs aanzienlijk terugloopt ten opzichte van het huidige niveau Voorts levert dit alternatief een slechte ontsluiting van het gebied Tulpen- burg/Klanderij buurt op. Tenslotte heeft de Commissie voor het overleg ex artikel 8 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (waarin de Rijkswaterstaat directie Friesland - een belangrijk adviesorgaan voor de subsidiegevers - is vertegenwoordigd! ons geadviseerd alsnog de mogelijkheden voor een ongelijkvloerse kruising in de tracé-studie te betrekken. Het vorenstaande heeft ertoe geleid, dat wij opdracht hebben gegeven een aanvullend onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden tot verhoging van het afwikkelingsniveau, alsmede naar die voor een ongelijkvloerse kruising. Het resultaat hiervan is de "Aanvullende rapportage van de werkgroep Ooster goweg van februari 1985". Dit rapport is eveneens ter inzage gelegd. V. Inhoud van de Aanvullende rapportage. De aanvullende studie heeft geresulteerd in twee trace's met een ongelijk vloerse kruising met de spoorlijn Leeuwarden - Groningen, aangeduid met alternatief 3 en 4. Alternatief 3 omvat een ongelijkvloerse T-kruising terwijl alternatief 4 een ongelijkvloerse kruising aangeeft met een vloeiend verloop. De spoor baan moet daartoe in beide alternatieven tussen de overgang bij de Schrans en Achter de Hoven maximaal 2.50 meter worden opgehoogd. Om voldoende capaciteit op het Zuiderplein te verkrijgen en een aanvaard baar afwikkelingsniveau voor het openbaar vervoer te bereiken is de Sta tionsweg aan de zuidzijde in beide alternatieven verbreed. De ontsluiting van het gebied Tulpenburg/Klanderijbuurt is in beide alte?- natieven goed. Gevaar voor sluipverkeer door Tulpenburg/Klanderijbuurt is in alternatie 3 niet aanwezig als gevolg van de goede wegverbinding langs de spoorlijn Voor alternatief 4 is dit gevaar wel aanwezig doch in mindere mate dan in de alternatieven 1 en 2. In de rapportage zijn de verkeerskundige en stedebouwkundige aspecten uiteengezet. Voorts is nog een globale kostenraming van de beide alter- nat ieven op genomen Voor een uitvoeriger informatie verwijzen wij naar de inhoud van het rap port VIReacties op de Aanvullende rapportage. De aanvullende rapportage is in de besloten vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening van 25 februari 1985 behandeld. - 5 - Het verslag van deze vergadering is ter inzage gelegd. Naar aanleiding van de discussie in deze vergadering hebben wij ons beraden of het mogelijk is op de tot nu toe ontworpen vier trace's een aantal vari anten aan te brengen die in meer of mindere mate tegemoetkomen aan het ge voelen van een deel der commissieleden. De variatie in de trace's heeft be trekking op het wel- of (nagenoeg) niet verbreden van de Stationsweg en het wel- of niet aanwezig zijn van een aftakking van de Oostergoweg naar de Willem Lodewijkstraat Aldus is een overzicht samengesteld bestaande uit een 12-tal modellen. Van elk model is een schets gemaakt die het principe aangeeft van de wegenstruc tuur. Tevens heeft per model een afweging plaatsgevonden van de relevante stedebouwkundige en verkeerskundige aspecten. Het overzicht is als bijlage bij de raadsbrief gevoegd. Op basis van een en ander hebben wij terzake van het tracé een standpunt be paald. Dit standpunt is hierna onder punt VII weergegeven. Vervolgens is op 12 maart 1985 voor een aantal belangengroeperingen een in formatieve bijeenkomst gehouden. De schriftelijke uitnodiging daartoe - waar in de genodigden zijn aangegeven - is ter inzage gelegd. In de bijeenkomst is over een en ander informatie verstrekt, met name over het tracé waaraan ons college de voorkeur heeft gegeven. Tevens is meegedeeld dat men desgevraagd schriftelijk kan reageren en dat in de openbare vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening van 18 maart 1985 zo nodig op de reactie een mondelinge toelichting kan worden gegeven. VII. Standpunt van het college. A5.ien_van_het tracé 1. Het complex kruising spoorlijn - aansluiting Zuiderplein - Willem Lodewijkstraat Hiervoor is onder punt VI reeds aangegeven wat de aanleiding is geweest tot het ontwikkelen van de 12 modellen. De 12 modellen bestaan uit de 4 oorspronkelijke alternatieven en 8 afgeleiden daarvan. De afgeleide alternatieven hebben hetzelfde "basisnum mer" als het oorspronkelijke alternatief. Zo is bijvoorbeeld alternatief 3A afgeleid van 3. De modellen zijn daarom zowel in het U toegezonden overzicht als hierna als alternatieven aange duid. De alternatieven zijn in het overzicht uitvoerig beschre ven. Een nadere analyse daarvan levert het volgende op. Alternatief 1 heeft als voornaamste nadeel dat bij de Schrans een lange fiets- en voetgangerstunnel ontstaat en voorts dat de directe verbinding tussen Schrans en Zuiderplein is verbroken. Bovendien heeft het alternatief een onvoldoende afwikkelingsni veau. Om deze redenen is het naar ons oordeel niet acceptabel. Alternatief 21 geeft weliswaar voor het gemotoriseerde verkeer op het Zuiderplein een voldoende afwikkelingsniveau, maar voor het openbaar vervoer is dit onvoldoende. De afwikkeling van het fietsverkeer is onduidelijk en onveilig. Een en ander leidt tot de conclusie dat dit alternatief niet bruikbaar is. Alternatief 22 en 22A (respectievelijk met- en zonder verbrede Stationsweg) leveren beide een onvoldoende afwikkelingsniveau op en zijn derhalve naar ons oordeel niet acceptabel. Met betrekking tot de overige acht alternatieven (3, 3A, 3B3C en 4, 4A, 4B4C) merken wij het volgende op.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 67