iH^i,xCxj [K
-2-
- appeLlant wijst erop dat de bouw van een carport elders in de wijk geen
bezwaren opleverde bij Burgemeester en Wethouders en dat bovendien tegen
zijn voorgenomen bouwplannen geen bezwaren door derden zijn ingediend.
- appellant ziet niet in hoe het plaatsen van een carport naast zijn woning
afbreuk kan doen aan het woonklimaat in de zijstraat. Hij verwijst hier
bij naar het positieve advies van de Commissie We 1standszorg
- appellant verzoekt de Raad op eigen initiatief een voorbereidingsbesluit
terzake te nemen teneinde Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid
te stellen een procedure ex artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening
juncto artikel 50, achtste lid Woningwet te starten.
3. Reactie van Burgemeester en Wethouders
Bij brief van 9 juli 1985 hebben Burgemeester en Wethouders op het beroep
schrift gereageerd. De inhoud is, kort samengevat, als volgt:
- Het bouwwerk waarop de aanvraag van de bouwvergunning betrekking heeft,
voldoet niet aan het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. De grond
waarop de carport is geprojecteerd is in dit plan aangewezen voor "woon
straat". De beoogde carport is niet passend bij de aangegeven bestemming.
Bovendien is de maatvoering van het gebouw niet in overeenstemming met het
bepaalde in artikel 23 onder B van de planvoorschriften.
- Omdat het uit planologisch oogpunt niet verantwoord wordt geacht dat in
de voortuinen van woningen dit soort gebouwtjes worden gebouwd, het straat
beeld en het open karakter aan de voorkant van de woonbebouwing wordt hier
door immers aangetast, zijn Burgemeester en Wethouders van mening dat ter
zake de artikel 19-procedure van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet
moet worden gevolgd.
- Appellant heeft niet nader geadstrueerd in welke analoge gevallen wel mede
werking is verleend aan de bouw van een carport. Tevens heeft appellant
niet aangegeven onder welk rechtsregiem dit zou zijn geschied.
- De visie van belanghebbende is niet beslissend voor het al dan niet ver
lenen van een bouwvergunning.
4. Ter inzagelegging van de stukken en de hoorzitting.
De op deze zaak betrekking hebbende stukken hebben ter gemeentesecretarie ter
inzage gelegen van 12 augustus 1985 tot en met 16 augustus 1985. Appellant
heeft op 19 augustus van de gelegenheid tot inzage gebruik gemaakt.
Appellant en Burgemeester en Wethouders zijn in de gelegenheid gesteld hun
-3-
standpunten nader toe te lichten tijdens een hoorzitting van de Raads-
adviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften op dinsdag 20 augus
tus om 14.30 uur in het Stadhuis. Appellant heeft enige foto's getoond van
carports in de onmiddellijke omgeving. Voor het overige werden geen nieuwe
gezichtspunten naar voren gebracht.
5. Overwegingen en advies van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en be
zwaarschriften.
De commissie is van mening, dat Burgemeester en Wethouders, gelet op het
dwingende regiem van de Woningwet, op wettelijk juiste gronden besloten
hebben de bouwvergunning te weigeren. Appellant heeft geen gronden aangevoerd,
die tot een ander inzicht zouden kunnen leiden. De commissie adviseert
de Raad derhalve het beroepschrift ongegrond te verklaren en te besluiten
overeenkomstig bijgevoegd concept-besluit.
De commissie is overigens van mening, dat het haar niet ongewenst
voorkomt, dat ter plaatse een carport wordt opgericht. Het planten van bomen
c.q. het plaatsen van een grote auto op de desbetreffende locatie neemt het
uitzicht op de Vermeerstraat evengoed weg. Door het plaatsen van een car
port komt het geheel er wellicht netter uit te zien. Van een drastische
ingreep in de omgeving kan niet worden gesproken, gelet op de andere car
ports. De commissie zou het derhalve niet onjuist achten, indien terzake
de procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening zou
worden gevolgd.
Wnd. voorzitter, Secretaris,
(mr. C.O. Rommerts) OtarA.D. van Dijk)