- 2 - ingediende jaarcijfers, wel een betrouwbaar inzicht geven in de inkomens- en vermogenspositie van de bond. Aangezien nu een reeks van jaren telkens onvolledige en onjuiste gegevens met betrekking tot het financiële reilen en zeilen van de bond zijn overgelegd, hek- ben wij niet langer het vertrouwen dat het bestuur van de bond in de nabije toekomst wel in staat zal zijn om de in eerdere jaren toegezegde verbeteringen in het financiële beheer aan te brengen. Een tweede punt waarop wij in onze verwachtingen ten aanzien van het bestuur van de bond zijn teleurgesteld, heeft betrekking op de omvang van het ledenbestand van de bond. Uit de inhoudelijke jaarverslagen komt naar voren dat de bond het ledenverlies, dat is ontstaan in de periode waarin bovengenoemde problemen zich voordeden, in de jaren daarna niet meer heeft kunnen wegwerken. Het ledenbestand van de bond schommelt nu nog steeds tussen de 40 a 60 personen; het precieze aantal kon niet worden vastgesteld. Dit aantal vormt slechts een fractie van de 200 a 250 leden die de voorganger van de bond telde. Een derde kritiekpunt tenslotte heeft betrekking op de (verslaglegging van de) uitgevoerde activiteiten. Bij de start van de subsidiëring werd er vanuit gegaan dat de bond een tweeledige functie zou vervullen, te weten: 1. belangenbehartiging in algemene zin; 2. het uitvoeren van activiteiten gericht op individuen. Het inhoudelijk verslag van de in 1984 uitgevoerde activiteiten laat zien dat de bond op één geval na, geen initiatieven heeft genomen die zouden zijn aas te merken als behorend tot het terrein van de belangenbehartiging van gehan dicapten en uitkeringsgerechtigden in algemene zin. Ons is ook anderszins geen informatie bekend waaruit blijkt dat de bond dergelijke initiatieven heeft ontplooid. Teneinde gehandicapten en uitkeringsgerechtigden uit hun isolement te halen organiseert de bond een aantal sociaal-culturele activiteiten, dat voor het merendeel bestaat uit gezelschapsspelen, zoals kaarten. In het jaarverslag 158' wordt ter zake geen enkel inzicht gegeven in de deelnemersaantallen. Ook wordt niet aangegeven (en desgevraagd heeft het bestuur ons daarover geen nader inzicht kunnen verschaffen) of de deelnemers aan deze activiteiten behoren tot de doelgroep van de bond, danwel dat het hier ook gaat om personen die ook buiten dit kader voldoende praktische mogelijkheden hebben om op enigerlei wijü deel te nemen aan sociaal-culturele en andere maatschappelijke activiteiten. De individueel gerichte activiteiten bestaan behalve uit het eerdergenoemde sociaal-cultureel werk, ook uit individuele hulpverlening die wordt geboden door leden van de bond. In het jaarverslag 1984 zijn de hulpvragen die tot een hulp aanbod hebben geleid geïnventariseerd. Aan de hand van de daarin opgenomen opsomming, zowel wat betreft de aard van de hulpvragen als de geboden hulp» he:' ben wij moeten vaststellen dat zich geen hulpvragen voordoen waarmee betrokkene niet even goed terecht zouden kunnen bij de bestaande niet-categoriale hulp verleningsinstellingen en vrijwilligersinitiatieven. - 3 - In verband met de hiervoor opgesomde omstandigheden wijzen wij U erop, dat in artikel 50, lid 1 van de Algemene Subsidieverordening is bepaald dat de sub sidierelatie met een instelling beëindigd kan worden, indien a. de doelstellingen, met het oog waarop de instelling wordt gesubsidieerd, van harentwege niet meer of niet in voldoende mate worden behartigd; b. het financieel beheer niet aan redelijk te stellen eisen voldoet; c. de bepalingen van deze verordening en de bij de toekenning van het subsidie gestelde voorwaarden niet in acht worden genomen; d. onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt; e. de instelling van de activiteiten, waarvoor subsidie is toegekend, niet of in onvoldoende mate uitvoert. Gelet op alle hiervoor genoemde overwegingen zijn wij van mening, dat met name het financiële beheer van de bond zoveel en gedurende zo'n lange periode ernstige tekortkomingen vertoont, dat subsidiëring van de bond niet langer verantwoord is Overigens merken wij nog op, dat wij van mening zijn dat in de activiteiten ten behoeve van de doelgroep van de bond (gehandicapten en uitkeringsgerechtigden) ook na beëindiging van de subsidierelatie met deze organisatie in voldoende mate wordt voorzien door het aanbod in Leeuwarden van bestaande algemene en cate goriale instellingen en vrijwilligersinitiatieven op het terrein van het sociaal-cultureel werk en de maatschappelijke dienstverlening. I?'; principe biedt genoemd artikel 50, lid 1 de mogelijkheid de subsidierelatie zonder inachtneming van enige opzegtermijn te beëindigen of zelfs over te gaan tot terugvordering van reeds verstrekte subsidies. Teneinde de bond in staat te stellen zijn activiteiten op een verantwoorde wijze te beëindigen stellen wij U voor de subsdiëring eerst met ingang van 1 januari 1986 te beëindigen. Onder vermelding dat de Adviescommissie Maatschappelijke Dienstverlening en de Commissie voor Volksgezondheid en Maatschappelijke Dienstverlening terzake zijn gehoord, stellen wij U voor te besluiten conform het bijgaande concept-besluit. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, mr. G.J. te Loo Burgemeester. mr. W.J.G. Reumer Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1985 | | pagina 329