- 6 -
- verzoeken om tijdelijke financiering van projectmatige activiteiten in
Friesland in het kader van het voorrangsbeleid op grond van het Rijks
programma Welzijn Minderheden zullen met extra aandacht worden be
zien.
Bij de vorenstaande toezeggingen werd door het departement de gebruike
lijke voorwaarde gesteld van het voorhanden zijn van voldoende finan
ciële middelen. Verder werd de gemeente verzocht om samen met de andere
Friese gemeenten het definitieve standpunt inzake de overdracht van be
voegdheden en middelen zo spoedig mogelijk kenbaar te maken.
6Heroverweging
6.1. Materiële consequenties
Alvorens de vraag te beantwoorden welke bestuurlijke en politiek
consequenties het gaan dragen van beleidsverantwoordelijkheid voor de
onderhavige werksoort heeft, is het van belang zicht te krijgen op de
materiële gegevens waarmee de gemeente zal worden geconfronteerd.
Met andere woorden, waar wordt in dit opzicht al dan niet "ja" tegen
gezegd
In het Programma Sociaal Cultureel Werk 1985 (en ook in het ont-
werp-Programma 1986) hebben wij de subsidieverzoeken opgenomen die to
dan de rijksoverheid regardeerden. Het betrof in 1985 verzoeken van
de Surinaamse Belangenorganisatie Leeuwarden en de Antilliaanse Be
langenorganisatie Friesland Divi-Divi, welke in dat jaar tot een bedrag
van in totaal 47.885,door het rijk zijn gehonoreerd. Inmiddels
zijn een aantal nieuwe organisaties ontstaan, deels als vervanging van
bestaande instellingen, terwijl een aantal zich richt op nieuwe doel
groepen. Daarbij is overigens in niet geringe mate sprake van overlap
pingen. Het totaal van de tot op heden ingediende aanvragen beloopt
een bedrag van rond 100.000,Conform de toezegging van net depar
tement inzake het gefaseerd doorvoeren van de kortingen, zal in 1986
nog gerekend kunnen worden op een rijksbijdrage van 47.885,
Als de subsidiëring door de gemeente ter hand wordt genomen, dan bren,
het voorgaande met zich mee, dat - zelfs wanneer door het verwijderen
van doublures het totaalbedrag van de gevraagde subsidies nog in aan
zienlijke mate zou worden teruggebracht - in het licht van de finan
ciële mogelijkheden prioriteiten zullen moeten worden gesteld in de
ingediende activiteitenprogrammas
6.2. Standpunt uitvoerende organisaties
Gelet op het door W.V.C. ingenomen standpunt, dat gezien moet
worden als een laatste bod in een fase van onderhandelen, en de con
sequenties daarvan voor het uitvoerende welzijnswerk, hebben wij over
leg gevoerd met de bestaande organisaties van Surinamers en Antillian<
om hun mening over de vorm waarin en het tijdstip waarop de voorgeno
men decentralisatie zal plaatsvinden, te vernemen. In dit overleg is
komen vast te staan dat alle organisaties met ons van mening zijn dat
de overdracht met ingang van 1 januari 1986 zou moeten plaatsvinden.
Tevens werd daarbij door de organisaties benadrukt, dat uitvoerende
activiteiten de hoogste prioriteit genieten en middelen voor beroeps
matige ondersteuning niet ten koste van het activiteitenbudget zouden
mogen gaan.
6.3. Standpunt overige gemeenten
Uit een inventarisatie op ambtelijk niveau is ons gebleken, dat
elk van de gemeentebesturen die in het Kerngemeentenoverleg vertegen
- 7 -
woordigd zijn de mening is toegedaan, dat ondanks de ongunstige financiële
conditie waaronder de betrokken werksoort tot de verantwoordelijkheid
van de gemeenten zal gaan behoren, het uitstellen van de overdracht om
bestuurlijke en beleidsinhoudelijke overwegingen niet langer gewenst is.
Tevens wordt daarbij de aantekening gemaakt, dat het bereikte onderhande
lingsresultaat voor de startpositie van de op te bouwen relaties met
de Surinaamse en Antilliaanse organisaties een verbetering inhoudt, door
dat de "pijn" enigszins is verzacht. De afloopregeling biedt de mogelijk
heid om gefaseerd over te gaan naar een lager bestedinsniveau. Verder
kan uit de ervaringen tot nu toe met het projectenbeleid, n.l. dat nagenoeg
alle aanvragen worden gehonoreerd, worden afgeleid dat de gedane toezeg
ging hieraan extra aandacht te besteden in het geval van aanvragen vanuit
Friesland realiteitswaarde bezit. Er blijven op ondergeschikte punten
nog enkele onduidelijkheden bestaan, waarover bij het departement om op
heldering zal worden gevraagd.
6.4. Conclusie
Het vorenstaande overziende staan wij op het standpunt dat de
gemeente met ingang van 1 januari a.s. de beleidsverantwoordelijkheid
voor het welzijnswerk voor Surinamers en Antillianen op zich dient
te nemen. Wij stellen U dan ook voor om in principe te besluiten over
te gaan tot het gaan dragen van bedoelde bestuurlijke verantwoordelijk
heid en de bereidheid uit te spreken om tot subsidiëring van plaatselijke
activiteiten op het gebied van het welzijnswerk voor Surinamers en An
tillianen over te gaan. Vervolgens stellen wij U voor het ministerie
van W.V.C. hiervan mededeling te doen in een gezamenlijke reactie met
de overige betrokken Friese gemeenten.
Indien U hiertoe zou besluiten, zullen wij de door de plaatselijke organi
saties ingediende activiteitenprogramma's en bijbehorende begrotingen
voor 1986 in behandeling nemen en U terzake de nodige voorstellen voor
leggen.
Onder de vermelding dat de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden
terzake is gehoord, stellen wij U voor te besluiten overeenkomstig het
bijgevoegde ontwerp-besluit.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.