azap uba uaSuBpaq ap uba SupSpqjBqaq ap ua apqed
-touema ap uaiuouaSuEE uapuow Sbu jbbu jez uauapno
uaSppuoiu ua appapaSdo uaqaq uba moouqsup aq 'oqa
uapuaauopsuadaS uba uapuoq 'uapuoquauapno 'uapuoq
-uaquapqBd uadaouSapqoB uba paopAup ap ubb uapuow
qqoBpaS >joo qaooi puequaA qpp ui ua>p>iouqaq unnqsaq
ueequado qaq uauupq SupuuoAqpnpsaq ua unnqsaq fpq
sbm pBAaS qaq uaSaouA usp uaaui paaA uaSunq ap sp
uauef uaSpqjfpA pupa ap spups :8up uaspqEuaouiap ap
Sapq
-BonpauauaesBMpoA ap uba Suppa>|>ipMquo ap ua puBq
-uaApooqas uaqpnq uaSupppapdo ua uassnsuno papuap
-pa uba jbbC qsp spups auiBuaoq ap ua sp qseBuueeq
•uamouaSaoq uiaoua 5t[6L spups sp sfpwuapuo qazaS
-qaooA qaq ubb aiuBupaap ap :nBaApusSupppapdo qaq
iq>}EBUiqpn
paap fpq ubaubbm 'uapueqnaA a>ff ppaddeqosqBBui ap
uba app uaAoq uaaapBAaad uaaui qspnf paw ubp 'ubb
uapaoM q>tpqosa8aapuo uapuptu spaaqs nppAppup qaq
uba suaSuBpaaA ua uaqjaoqaq uaSupppaqspaop uaSpa
ap qsp up qpnoq saooad qpp :SupuasppenppAppup ap
:ufpz 'uaAaSaSaaaM ufpz uapumms
apa>iua pB aooAaapq ubaubbm uaSuppa^TMquo apufpz
uaaapno ap do paopAup uba aapaaA aa *aauqaBdsuaA
-ap uaa uba ua^auqquo qaq uba SpoAaS spB Supuap
-aaAdpnq apauopssajoud aBEU Sbbua ap do ufpz paopA
-up uba (MnoqSupuoM) SupqsaAspnq ap do aApBqaq
PEZ qpq *uapno ua ueBf 55 uba apuoSaqEospfpqjaap
ap up uapnnqaS aaain-qapu aSaquaouad qaq uba aui
-Buaoq aqqoBMaaA ap uapuoM aq suaAaq quapp ppamaaA
•aBBf aad ^tf'O uba qpaqxpsq
-oq unq up uaABSqpn aAapqoappoo apiuaouaS uba auiBU
-aoq uaa apopaad apuauio>i ap aooA nBaunquBpj paaanq
~InD "[bbtoos qaq qqoEMuaA qsaeuuBBa saassnpd-08
aooA --'o£t(*2£ 4oq uaSpaBf 61~0 Jooa -~'09l'£l f
uba uoosaad aad ppapppuiaS) uaapuoSaqBospf pqjaap
aaapno ap aooA app uep ufpz uaSep >(f ppajjuamueB
(aBBf 6l~0) apuoSaqBospfpqjaap aqsSuof ap aooA
s BiuuiEaSoad aSpaaAO ua SupuapaaAqsuapp 'Saozsppaq
-puozaS 'sfpMuapuo 'ppaqua^az apepoos) uaABSqpn
aAapqoappoo azap qsp 'qjjuauiaSdo qpuoM fpquajH *uaa
-apno ap aooA uaABSqpn aAapqoappoo apuaiuauaoq ap
uba paap uaa uba SuBAdo ap aooA puaMaSuEE uapuoM
uauun>i (pSnaf aapupiu aa sp qstuo>iaoq ap up aBBui
'qstuojiaoq ap qjaaq pSnaf ap IqnnposqB spe paanquao
-oad paMoz) uauaSuof paquBB qaq uba auiBujB ap aoop
uapapppiu apuappBAfpaA qqopppaM aa -spfpzuapuB uaa
-apno daoaSSaoz ap ua spfpzuaua uaaaSuof daoaSSaoz
ap ubb paaqsaq uapuoM uapapppmsppaquaAO paaA aaaz
qBpuio 'SuBpaq uba buibu qatu puBqaaA qpp up sp qpa
%£Z %9Z %QZ %Z£ JBBf 61
0002 066 L S86l 0861
0
:8upuaoa8quo #u3z ap 'je uaaaSuof aSBquaoaad qaq
uaSaquauBEp qmaau ppaaqsSup>ipoAaq apBqoq qaq up
*0002 JBBf qaq up OOO'OOtj
qoq suuqq 000*00£ uba saassnpd-08 pequEB qaq
uba auiBuaoq uaa do pua>jauaS *A*q qpuoM ^fppapuEq
•aoq quiaau SupzfpuSuaA ap uba SupzfpuSuaA ap jjoo
•uaqqaq aapno ua aBBf
55 uba pf pqjaap ap up uaaapno 0 LL'ZZ 0002 aBBf
qaq up Sup>ipoAaq apuaAf ppqjjf ppaS uaa fpq uapueM
-naaq pez uBp 'aSsquaoaad ^fppapuBp qaq sps qmaau
-aoq aqBm apjpazap up uapaEMnaaq up uaaapno aSeq
-uaoaad qoq uappup 'uaaapno aaam japqupaa uaamaSpB
qaq aaAO uauoM uapaqs ap up 'ïti'12 uinqBp app aad
puBpaapaji uaSaq ^8'tj2 jo aapno ua aBBf 55 uba
saauoMup 002*1.2 t?86L puBnuef aad paq uapaEMnaaq
11 11 11 11 11 ï£2 11 11 0002
11 11 11 11 11 ^22 a 11 51 0661
11 11 11 11 a 9» 12 11 11 til 0861
aapno ua uuef 55 uba suauoMup *fppui 3 0£6L
:suaAaSaS
apuaSpoA ap qpn q>ifppq SupzfpaSaaA apuaiuauaoq aa
•poupjooq ap aaam qapu asBjsuaAap
azap up qpaads aqjaoqaqSaoz aa •uaqepaSsop aaam
spaaqs jjoo ubp qpuoM abbf 59 uba suauSspfpqjaap
groep verder versterken;
het arbeidsproces: van mensen boven de 55 jaar is
een groot deel niet meer actief in het arbeidspro
ces als gevolg van vervroegde pensionering, on
vrijwillige werkloosheid, VUT-regelingen. Het per
centage mannelijke 65-plussers dat nog enige vorm
van betaald werk verricht bedraagt ongeveer 10. In
1947 had nog 35een volledige werkweek. Daarnaast
neemt de arbeid een steeds minder dominante
plaats in in het patroon van de dagelijkse activi
teiten ais gevolg van de arbeidstijdverkorting, de
verlenging van de leerplicht, een langduriger
deelname aan het voortgezet onderwijs en het wer
ken in deeltijd, hetgeen zijn invloed zal hebben
op het levenspatroon van de toekomstige ouderen;
de sociaal-economische positie: deze is thans voor
de ouderen naar verhouding laag. Recent onderzoek
heeft uigewezen dat bij vele ouderen kan worden
gesproken van "stille armoede". Voor de toekomst
wordt een betere positie verwacht als gevolg van
het gestegen beroepsniveau en betere pensioenvoor
zieningen. Hier moet de kanttekening bij gemaakt
worden dat dit waarschijnlijk in de toekomst niet
of minder het geval zal zijn voor groepen ouderen,
die in de jaren einde zeventig en tachtig slacht
offer zijn geweest van de teruglopende economie;
deze groepen missen de genoemde betere pensioen
voorzieningen.
Al deze ontwikkelingen zullen mede van invloed
zijn op het beleid van de overheid, waarbij ge
dacht moet worden aan praktisch alle beleidssecto
ren.
Een afzonderlijk te belichten aspect is nog de
huisvesting van ouderen. Naar schatting 1,4 mil
joen ouderen wonen zelfstandig in ongeveer 11
miljoen huishoudens tegen 144.000 ouderen in be
jaardenoorden en 196.000 op andere wijze, nlin
zgn. aanleunwoningen, verpleegtehuizen en bij
familie of vrienden. De intramurale huisvesting
van ouderen concentreert zich voornamelijk op de
hoogbejaarden (75-plussers)Deze groep van thans
ca. 600.000 mensen zal tegen het jaar 2000 ca.
900.000 mensen groot zijn. Dit zal een grote druk
op de verzorgingstehuizen en verpleegtehuizen tot
gevolg hebben, dan wel moeten worden opgevangen
door ambulante hulpverlening en goed aangepaste
zelfstandige huisvesting.
65% van bovengenoemde 1,4 miljoen ouderen is ge
huisvest in huurwoningen en de helft daarvan in de
allergoedkoopste die zowel bouwtechnisch als woon-
technisch tekort schieten (geen bad of douche,
geen c.v., slecht toegankelijk, slechte onderlinge
bereikbaarheid van vertrekken). Deze gebrekkige
huisvesting houdt verband met de zwakke sociaal-
economische positie van de huidige ouderen. Dit
blijkt mede uit het feit dat de helft van de ge
nieters van individuele huursubsidie bestaat uit
ouderen.
Het gemeentelijk beleid zal in de toekomst meer
bewust moeten inspelen op de hierboven geschetste
ontwikkelingen, hetgeen mede noodzaakt tot een
voortdurende herwaardering van het gemeentelijk
beleid
Geconstateerd kan worden dat in sommige sectoren
reeds rekening wordt gehouden met demografische
ontwikkelingen. In andere sectoren zal bezien wor
den welke voorzieningen een leeftijdspecifiek ka
rakter hebben, en welke aanpassingen op dit ter
rein nodig zijn.
1.4 Het functioneren van de gemeen telijke over
heid
Zoals wij reeds aangaven wordt het functioneren
van de gemeentelijke overheid door de financiële
problematiek sterk beperkt.
Een tweede beperking van de gemeentelijke beleids
ruimte wordt gevormd door de vele planprocedures,
die door het Rijk aan de lagere overheden worden
voorgeschreven
