Aanvullende uitgifte in erfpacht van/afstanddoening erfpachtsrecht m.b.t. nabij het pand Noorderplantage 5 gelegen perceeltjes grond. Bijlage nr. 231 Leeuwarden, 12 juni 1986. Aan de Gemeenteraad. Op 13 augustus 1985 hebben wij de schriftelijke vragen - als bedoeld in artikel 47 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de Raad - inzake de in de Prinsentuin op gemeentegrond gebouwde schuur, beantwoord. Wij h'ebben daarbij gesteld, dat wij hierover overleg met betrokkene zouden plegen en zono dig aan de Raad een voorstel tot uitgifte in erfpacht zouden doen. Het ter zake gevoerde overleg heeft erin geresulteerd, dat wij thans met de heer ir. L. Eringa en mevrouw G. Eringa-de Jong overeenstemming hebben bereikt over het aangaan van een overeenkomst, waarbij: I. de gemeente aan betrokkenen in erfpacht afstaat de voor de bouw van een garage/berging bij het pand Noorderplantage 5 in gebruik genomen grond ter oppervlakte van plm. 41 m^, welke grond op de ter inzage gelegde tekening G 1380 roodomlijnd is aangegeven; II. betrokkenen ten behoeve van de gemeente "om niet" afstand doen van het recht van erfpacht tot 1 juli 2051 van het op de bedoelde tekening G 1380 blauwomlijnd aangegeven, bij het pand Noorderplantage 5 behorende perceeltje grond ter oppervlakte van plm. 22 m^. De onder I bedoelde aanvullende erfpachtsuitgifte dient te geschieden voor het tijdvak eindigende op 1 juli 2051zijnde de datum waarop ook het erf- pachtsrecht op het huisperceel Noorderplantage 5 afloopt. Betrokkenen hebben de verharding op het onder II. bedoelde perceelsgedeelte inmiddels opgeruimd; dit perceelsgedeelte kan dus weer bij de Prinsentuin worden getrokken. De aanvullende erfpachtscanon is - overeenkomstig de in 1976 bij de uitgifte van het huisperceel gehanteerde normen - berekend naar een grondwaarde van 200,per m^ of in totaal (41-22) x 200,3-800,(geen B.T.W. verschuldigd) en een rentevoet van 9per jaar, bedragende deze aanvullende canon derhalve 342,per jaar. Ten aanzien van de bepalingen en bedingen (grotendeels gelijk aan de in 1976 gestelde), waaronder de uitgifte en afstand doening overigens kunnen geschieden, mogen wij U kortheidshalve verwijzen naar het hierbij gevoegde ontwerp-besluit Wij achten de vorenomschreven regeling aanvaardbaar voor de gemeente. Het advies van de Commissie voor Openbare Werken en Milieu zal mede ter inzage wor den gelegd. Wij geven U in overweging te besluiten overeenkomstig het hierna afgedrukte ontwerp-besluit Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, mr. G.J. te Loo Burgemeester. mr. W.J.G. Reumer Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1986 | | pagina 433