- 2 -
lijkheden tot de aanleg van recreatieve voorzieningen (boscomplexen) nabij
Leeuwarden.
Globaal aangeduid wordt in het rapport in de hoofdstukken 1 t/m 4 een nadere
uiteenzetting gegeven over de achtergronden, het doel en de functie van het rap
port, alsmede over de gehanteerde werkwijze voor de totstandkoming ervan.
Daarnaast wordt in deze hoofdstukken aandacht geschonken aan het beleid van de
respectievelijke overheden op het terrein van de openluchtrecreatie. Tenslotte
wordt in deze hoofdstukken nader ingegaan op de doelstellingen die zouden moeten
gelden voor het beleid op het onderhavige terrein.
In de hoofdstukken 5 t/m 12 worden vervolgens diverse aspecten van de
Openluchtrecreatie die van belang zijn voor de gemeente Leeuwarden nader bespro
ken. In hoofdstuk 12 wordt de recreatiestructuur in Leeuwarden weergegeven waar
bij met name de relatie van deze structuur met ander aspecten van het gemeen
telijk (R.O.-) beleid de aandacht krijgt.
In hoofdstuk 13 wordt tenslotte nog een aantal prioriteiten gesteld.
Onderstaand zullen wij telkens een korte samenvatting geven van elk der
hoofdstukken van het rapport en daarop zonodig ons commentaar geven.
Hoofstukken 1 t/m 4.
In hoofstuk 1, Inleiding, worden de achtergronden, het doel en de functie van
het rapport nader toegelicht
Datgene wat hieromtrent in het rapport wordt gesteld, geeft ons geen aanleiding
tot het maken van opmerkingen.
In het tweede hoofdstuk "Werkwijze en Opzet", wordt door de samenstellers van
het rapport nader aangegeven hoe het onderzoek is opgezet.
Terzake verwijzen wij U kortsheidshalve naar het rapport.
Het derde hoofstuk "Openluchtrecreatie en Beleid" gaat in op de visie van de
rijksoverheid, het regionaal beleid en het tot nu toe door ons gevoerde beleid
m.b.t. de openluchtrecreatie.
Geconstateerd moet worden dat na de verschijningsdatum van het rapport met name
op rijksniveau een aantal nota's is verschenen, waarvan de inhoud op onderdelen
van belang is voor het gemeentelijk beleid op het terrein van de
openluchtrecreatie.
Tenoemen zijn hier met name: het meerjarenplan Bosbouw en de Nota Toeristisch
Beleid.
In het meerjarenplan Bosbouw (1984-1985) worden de beleidsvoornemens zoals die
door het Rijk zijn ontwikkeld in onder andere het structuurschema
Openluchtrecreatie uitgewerkt. Aangegeven wordt dat het streven erop gericht is
om in de komende 15 jaar rond 7000 ha recreatiegebied (bosgebied) aan te leggen,
in de kosten waarvan de rijksoverheid een bijdrage zal leveren. Daarbij wordt
gesteld dat het doorgaans zal gaan om de aanleg van bossen van 100 ha en groter.
In principe zijn er mogelijkheden voor de aanleg van met name productieboswaar
bij Staatsbosbeheer zowel de investeringskosten als de exploitatielasten volle
dig voor zijn rekening neemt. Voor de aanleg van mogelijke gewenste (intensieve)
recreatieve voorzieningen in een dergelijk bosgebied dient de gemeente zelf zorg
- 3 -
te dragen.
De Nota Toeristisch Beleid (1984-1985) van de Minister van Economische Zaken is
met name geschreven vanuit de sociaal-economische optiek. De ruimtelijke aspec
ten worden geacht te zijn neergelegd in de hiervoor reeds genoemde
structuurschema's. In deze nota wordt ondermeer gesteld dat het Ministerie van
Landbouw en Visserij waaronder de Openluchtrecreatie thans resorteert met name
verantwoordelijk is voor de zgn. publieke infrastructuur. Hieronder dient te
worden verstaan het creëren en behouden van voldoende recreatiemogelijkheden op
redelijk korte afstand van de woon- of verblijfplaats van recreanten en op het
recreatief mede-gebruik van het landelijk gebied.
Dit beleid is nader uitgewerkt in de zgn. Toeristisch Recretatieve Ont
wikkelingsplannen (T.R.O.P.), die per provincie zijn (worden) opgesteld. De
uitgangspunten van de T.R.O.P.'s zijn:
geïntegreerde planvorming en planaanpak;
het kunnen stellen van prioriteiten in het beleid;
uitvoering door het bedrijfsleven, mede mogelijk gemaakt door de voorwaar
denscheppende overheidsbeleid.
Binnen het kader van haar verantwoordelijkheden voor het toeristisch recreatief
beleid en het daarmee samenhangende T.R.O.P. kan de provincie onder meer van de
volgende mogelijkheden gebruik maken:
het beschikbaarstellen van middelen voor de uitvoering van
T.R.O.P.-voorstellen;
het verlenen van opdrachten voor haalbaarheidsstudies;
er bij het Rijk op aandringen om plannen op het terrein van de recreatie die
het toerisme bevorderen te bekostigen in het kader van het Integraal Struc
tuur Noorden des Lands (I.S.P. III).
In Uw vergadering van 1 oktober 1984 is het betreffende rapport voor de provin
cie Friesland behandeld.
U kon zich in grote lijnen met dit plan verenigen rekeninghoudend met het ter
zake door ons geleverde commentaar.
Hoofdstuk 5. Recreatie op buurt-, wijk- en stadsdeelniveau.
Om tot een goede analyse van de recreatieve mogelijkheden in de woonbuurten van
Leeuwarden te komen is in het rapport Leeuwarden in een drietal stadsdelen ver
deeld, te weten:
de binnenstad met de centrumbuurten;
het schilgebied met de overgangszonebuurten;
het nieuwbouwgebied met de randzonebuurten.
In dit hoofstuk wordt met name ingegaan op de twee laatstgenoemde stadsdelen.
Gelet op de specifieke problemen in de binnenstad is ervoor gekozen aan dit
gebied een apart hoofdstuk (6) te wijden.
Eerst wordt het huidige aanbod aan recreatievoorzieningen ingedeeld naar functie
op respectievelijk blok/buurtniveau, wijkniveau en stads(deel-)niveau. Hierbij
wordt mede op basis van de door de P.P.D. Zuid-Holland in 1979 ontwikkelde
"Richtlijnen voor stedelijke recreatievoorzieningen" aangegeven welke activi
teiten per gebruiksniveau moeten kunnen plaatsvinden. Op kaart 3 van het rapport
wordt het resultaat van deze indeling weergegeven.
Vervolgens wordt ingegaan op de kwantitatieve behoefte aan recreatievoor
zieningen. Hierbij wordt met name bepalend geacht de loopafstand naar (waarbij
rekening wordt gehouden met verkeerstechnische en psyschische barrières) en de