oppervlakte van de bestaande voorzieningen. Aangegeven wordt, dat met name de barrières in onze gemeente het grootste knelpunt vormen. Op kaart 5 worden de woongebieden aangegeven die op grond van loopafstanden en barrières buiten bereik van voorzieningen liggen. Voor het bepalen van het gewenste minimumniveau voor de oppervlake van recreatievoorzieningen in onze gemeente is uitgegaan van de navolgende tabel die het aantal m2 recreatiegroen per inwoner per gebruiksniveau aangeeft. StadscentrumOvergangsgebiedRandzone Buurtniveau 1,1 2,8 4,1 Wijkniveau 1,4 2,0 8,3 Stadsdeelniveau 0,1 0,5 9,7 Naast kwantitatieve aspecten spelen ook kwalitatieve aspecten een rol bij de beoordeling van de vraag of er voldoende recreatievoorzieningen zijn. In dit kader wordt aandacht besteed aan de recreatieve kwaliteit van de bebouwde omgeving. Deze kwaliteit wordt beoordeeld door b.v. drukte van straten, afwisseling in straatbeeld, aanwezigheid spelvoorzieningen, mate van beplanting e.d. in aanmerking te nemen. Tenslotte is een aantal sociaal-geografische aspecten onderzocht, waarbij zaken als leeftijdsopbouw van de bevolking van een buurt, de ouderdom van de bebouwing, het type woning, de aan/afwezigheid van een bejaardentehuis e.d. aan een nader beschouwing zijn onderworpen. Deze kwantitatieve en kwalitatieve beoordelingen zijn systematisch samengebracht, hetgeen resulteerde in een scoringstabel (tabel 5) aan de hand waarvan kan worden bepaald welke buurten veel en welke buurten weinig recreatieve voorzieningen tot hun beschikking hebben. De in tabel 5 weergegeven score wordt vervolgens in de "Beschrijvende evaluatie per buurt" (pag. 31 t/m 41) nader toegelicht. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een aantal suggesties voor mogelijke ingrepen om de gesignaleerde knelpunten op buurt- en wijkniveau alsmede stadsdeelniveau te kunnen oplossen. Gesuggereerd worden o.m. de volgende ingrepen: vergroting bestaande, te kleine voorzieningen; intensieve inrichting van bestaande voorzieningen met een relatief grote oppervlakte; het voor gebruik geschikt maken van kijkgroen; het aanleggen van nieuwe voorzieningen; het verkleinen of wegnemen van barrières; het aantrekkelijk maken van de buurt als geheel De tabel 7 op de pagina's 45, 46 en 47 van het rapport worden de suggesties op buurt- en wijkniveau schematisch (in prioriteitsvolgorde) weergegeven. Op grond hiervan wordt gesteld dat op buurt- en wijkniveau in volgorde van prioriteit ingrepen dienen plaats te vinden in: 1. Stadsvernieuwingsgebieden; 2. Bloemen'ouurt, Wielenpolle, Euterpestraat; 3. Overige buurten. - 5 - Als mogelijke ingrepen op stadsdeelniveau wordt in volgorde van prioriteit gesuggereerd nadere invullling te geven aan de stadsdeelvoorzieningen in 1. Wiardaburen; 2. Het gebied Rengerspark; 3. Het Potmargegebied (inclusief voet- en fietsverbinding met het Abbingapark) Daarnaast wordt aangegeven, dat er eventueel voorzieningen t.b.v. Lekkumerend en Lekkumerend-oost zouden dienen te worden gerealiseerd. COMMENTAAR Zoals in het rapport reeds wordt gesteld kunnen de door de P.P.D. Zuid-Holland ontwikkelde "Richtlijnen voor Stedelijk Recreatievoorzieningen" niet zonder meer op de recreatievoorzieningen in Leeuwarden worden toegepast. Aan de eindbeoordeling van de diverse wijken en buurten die mede op basis van deze richtlijnen tot stand is gekomen, dient dan ook naar onze mening zeker geen absolute waarde te worden toegekend. De beschrijvende evaluatie per buurt, dient op een aantal onderdelen te worden bijgesteld. In een enkel geval betreft het een verschil omtrent het func- tioneringsniveau, daarnaast heeft deze bijstelling betrekking op wijzigingen die een gevolg zijn van de tijd die tussen het verschijnen van het eerste concept van dit rapport en het opstellen van deze raadsbrief is gelegen. Ter zake merken wij het volgende op. A. Wijk- en buurtniveau. 1. Wijk 1. (buurt 11, 12 en 13 Vossepark, Vogelbuurt, Valeriuskwartier) Aangegeven wordt dat het Westerpark zowel een functie heeft op wijkniveau als op buurtniveau. Gesteld wordt dat het Westerpark (Vossepark) op wijkniveau zijn uitstraling heeft naar zowel de wijk Vossepark, Vogelbuurt als Valeriuskwartier. Mede gelet op de barrières die er tussen deze wijken liggen, zijn wij van mening, dat deze voorziening alleen een functie heeft als buurtvoorziening t.b.v. de Vosseparkwijk. Dit houdt in dat het tekort aan recreatieve voorzieningen in de Vogelbuurt en het Valeriuskwartier toeneemt. 2. Wijk 2 Buurt 21 (Bloemenbuurt) In de Bloemenbuurt is aan de zuidkant van de Prof. Gerbrandyweg (onbebouwde driehoek tussen deze weg en de Groningerstraatweg) een tijdelijk trapveld aangelegd. Tevens is een speelvoorziening gerealiseerd bij de Goudsbloemstraat. Verder is nabij de Dahliastraat inmiddels een kleine speelvoorziening ingericht. Hiermede wordt ten dele tegemoetgekomen aan het in de nota gesignaleerde tekort aan voorzieningen. Wijk 5. Buurt 50 (Lekkumerend) In het kader van de realisatie van een wijkaccommodatie is tegelijkertijd een tijdelijk trapveld aangelegd. Deze voorziening is een goede aanvulling op de recreatiemogelijkheden voor de wat oudere jeugd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1986 | | pagina 6