- 2 - Bij het in april 1985 uitgebrachte concept-rapport "Commissies: nu en dan" heb ben wij een aantal voorlopige opmerkingen gemaakt. Dat concept is vervolgens vergezeld van die opmerkingen, om commentaar voorgelegd aan de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden, de afdelingshoofden ter secretarie en de diensthoofden. De ingekomen reacties zijn door de door ons ingestelde werkgroep die de evaluatie diende voor te bereiden, van commentaar voorzien. Reacties en commentaren zijn door deze werkgroep verwoord in een zgn. "Reactienota", waarin tevens werd aangegeven op welke punten het concept-rapport naar aanleiding daar van bijstelling behoefde. Met de gegeven commentaren konden wij veelal instemmen en wij hebben besloten in de meeste gevallen conform de in de Reactienota gegeven adviezen. Voor zover van toepassing heeft dat geleid tot wijzigingen in het concept-rapport die in het nu voorliggende definitieve voorstel zijn verwerkt. In afwijking van het standpunt van de werkgroep geven wij er evenwel de voorkeur aan over te gaan tot instelling van een externe overlegcommissie voor de volkshuisvesting en een werkgroep voor de Monumentale Kunst en stellen U voor om op het terrein van het emancipatiebeleid een raadsadviescommissie te doen functioneren in plaats van een Commissie van Advies en Bijstand. De argumenten voor de hier genoemde keuzes zijn in het rapport opgenomen. Voor het overige verwijzen wij U voor nadere ken nisname van de reacties en de commentaren daarop naar de voor U ter inzage gelegde "Reactienota bij het rapport "Commissies: nu en dan". In het kader van de onderhavige evaluatie van het commissiestelsel hebben de raadsleden P. van der Wal en J.W. Duyvendak namens de PAL-fractie op 7 mei 1985 een "initiatiefvoorstel voor de vervanging van raadsleden door niet-raadsleden in gemeentelijke commissies" ingediend. U besloot op 3 juni d.a.v. om dit voorstel "t.z.t. te behandelen in samenhang met de behandeling van het rapport inzake de evaluatie van het commissiestelsel 1982-1986", "Commissies: nu en dan" en het daarbij tevens in het voorbereidende (advies)stadium te betrekken". Het initiatiefvoorstel, dat voor U ter inzage is gelegd, heeft dan ook deel uitge maakt van de discussies in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden en kat ook thans in de beschouwingen worden betrokken. Wij menen dat ons standpunt ten aanzien van het voorstel voldoende duidelijk is weergegeven in paragraaf 4.2. van het rapport, gelet ook op het commentaar in de door ons vastgestelde "Reactienota". Wij achten het om de daarin aangegeven redenen niet gewenst voor raadsfracties de mogelijkheid te openen niet-raadsleden ter benoeming in een (raads)adviescommissie voor te dragen en geven U derhalve in overweging het ini tiatiefvoorstel niet te steunen. Gelet op ons standpunt hebben wij het niet opportuun geacht om meer gedetailleerd in te gaan op de verschillende aspecten van het voorstel en de redactie van het daarbij behorende ontwerp-besluit Tenslotte willen wij van deze gelegenheid gebruik maken door nog enige opmerkingen te maken omtrent de procedure van (voorbereiding van) raadsbehan- deling van de gemeentebegroting en het gemeentelijk beleidsplan. Nadat er in 1984 in plaats van de gebruikelijke voorbereiding in Afdelingen, eer, procedure was gevolg via de (in samenstelling enigszins aan de gelegenheid aangepaste) raadsadviescommissies, is er in 1985 voor gekozen om, zij het in gewijzigde vorm, de bedoelde voorbereiding weer via afdelingen plaats te doen vinden. De wijzigingen in de opzet betroffen hoofdzakelijk het volgende: De schriftelijke voorbereiding (vragen en antwoorden) werd achterwege gelaten, de Afdelingsvergaderingen vonden in het openbaar plaats met de voor openbare com missievergaderingen gebruikelijke mogelijkheid van inspraak voor het publiek, behandeling vond voor zover mogelijk plaats in één instantie en de verslaglegging van het verhandelde was beknopt. - 3 - Gezien de ervaring die met deze werkwijze is opgedaan en mede gelet op de opmerkingen daaromtrent die door verschillende fracties in het kader van de algemene beschouwingen bij de begroting 1986 en het beleidsplan 1986-1990 zijn gemaakt, menen wij dat het aanbeveling verdient in het vervolg uit te gaan van de nu gekozen wijze van behandeling van begroting en beleidsplan. De daarin ver vatte openbaarheid en inspraakmogelijkheid sluiten naar onze mening geheel aan bij de overwegingen en aanbevelingen die in "Commissies: nu en dan" zijn gedaan; het achterwege laten van de schriftelijke vragen en antwoorden en de beknoptheid van verslaglegging dragen ertoe bij dat de nog steeds toenemende ambtelijke werkbelasting althans op dit punt enigszins verlicht wordt. Zowel de effec tiviteit als efficiency van deze wijze van begrotingsbehandeling waarderen wij positief, zij het dat er in de gevolgde procedure naar onze mening nog enige praktische verbeteringen zijn aan te brengen. Zo willen wij nader bezien j.n hoeverre er in het tijdschema nog zodanige wijziging kan worden aangebracht, dat de voorbereidingstijd voor de raadsleden ruimer wordt, zowel voor de afdelings vergaderingen alsook daarna alvorens de plenaire raadsbehandeling plaatsvindt. Ook hebben wij goede nota genomen van de opvatting, dat het - overigens met de nodigde soepelheid - gehanteerde uitgangspunt om in de afdelingsvergadering in één instantie het woord te voeren, wellicht bijstelling zou behoeven. Indien U onze zienswijze deelt, dat de in 1985 bij de begrotingsbehandeling gevolgde procedure in hoofdlijnen ook in het vervolg kan worden aangehouden, dan zullen wij U tijdig afzonderlijk nadere voorstellen doen omtrent mogelijke prak tische aanpassingen daarin teneinde die werkwijze verder te verbeteren. Onder de mededeling dat de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden over ons voorstel is gehoord, 3tellen wij U voor te besluiten overeenkomstig het bij gevoegde concept-besluit. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, mr. G.J. te Loo Burgemeester. mr. W.J.G. Reumer Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1986 | | pagina 81