Nr. 1969 overwegende, dat het wenselijk is met betrekking tot het plangebied "Willem Loréstraat" een voorbereidingsbesluit te nemen; dat dit plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom en dat ten aanzien van dit gebied bij het structuurplan voor de gehele gemeente 1e fase aanwijzingen voor de bestemming zijn gegeven, zodat aan het voorbereidingsbesluit een werkingsduur van maximaal twee jaar kan worden verbonden, hetgeen hij in dit geval wenselijk acht; dat voorts bij zijn besluit van 25 juni 1984, nr. 9937 voor het plangebied "Oranjewijk" een voorbereidingsbesluit is genomen, waaraan een werkingsduur van twee jaar is verbonden; dat het gewenst is deze termijn met ten hoogste een jaar te verlengen; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 6 februari 1986 (bijlage nr. 75); gelet op artikel 21, leden 1, 2, 4, 7 en 8 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; BESLUIT a. te verklaren, dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor het gebied (globaal) begrensd door het Zuidvliet, de Franklinstraatde Emmakade Z.Z., de Vredeman De Vriesstraat, de Alma Tademastraat en de Bote van Bolswertstraatmet uitzondering van het gedeelte waarvoor het bestem mingsplan "Het Vliet-Welgelegen I" van kracht is, nader aangegeven met een zwarte stippellijn op de bij dit besluit behorende tekening nr. 11Z2-30 (plangebied Willem Loréstraat); b. te bepalen, dat het onder a. genoemde besluit vervalt, indien niet binnen twee jaar na dagtekening voor dit gebied een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd; c. de termijn, waarvoor het voorbereidingsbesluit van 25 juni 1984, nr. 9937 is genomen, te verlengen tot 25 juni 1987 (plangebied Oranjewijk). Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Enkele maatregelen op het terrein van emancipatie en personeelsbeleid. Bijlage no. 76. Leeuwarden, 6 februari 1986. Aan de Gemeenteraad I. Onlangs hebben wij in het kader van een verdere bevordering van de emancipatie op het terrein van het personeelsbeleid, in principe besloten tot het treffen van een aantal voorzieningen met betrekking tot het flexibe maken van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, het ouderschapsverlof, borstvoedingsfaciliteiten en kinderverlofdagen. Hieronder komen deze onderwerpen puntsgewijs aan de orde. Flexibel maken van het zwangerschaps- en bevallingsverlof. Dit onderwerp is te onderscheiden in twee punten a. het verschuiven van een deel van het zwangerschapsverlof (het verlof vóór de vermoedelijke datum van bevalling) naar het bevallingsverlof (het verlof na de werkelijke datum van bevalling); b. de totale duur van zwangerschapsverlof en bevallingsverlof tesamen. Thans is het totale verlof maximaal 6 weken vóór de bevalling en maximaal 6 weken na de bevalling (art. E 27 AAR). De bedoeling is dat door een flexibel gebruik van dit verlof de mogelijkheid ontstaat om de datum van ingang van het zwangerschapsverlof te verschuiven, waarbij de niet opge nomen periode van vóór de bevalling kan worden toegevoegd aan de maximale periode van na de bevalling. Dit voornemen geeft de vrouw in kwestie langer de mogelijkheid zelf voor de pasgeborene te zorgen. Inmiddels zijn én de medische zorg én de werk omstandigheden zodanig verbeterd dat het in het algemeen medisch gezien geen bezwaren oplevert als de zwangere vrouw tot langer dan 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum blijft doorwerken. Echter het is naar onze mening noch in het belang van de vrouwelijke ambte naar noch in het belang van de organisatie dat bij wijze van spreken prak tisch tot het moment van bevalling wordt doorgewerkt. Daarom is in het bij deze brief gevoegde concept van een wijziging van art. E 27 AAR de bepaling opgenomen dat het zwangerschapsverlof in elk geval tenminste 2 weken voor de vermoedelijke datum van bevalling dient in te gaan. Om redenen van or ganisatorische aard - bijvoorbeeld het regelen van de vervanging - is in eerdergenoemd concept van een wijziging van art. E 27 AAR opgenomen dat de vrouwelijke ambtenaar haar voornemen om langer te blijven doorwerken schrif telijk tot uiterlijk twee maanden vóór de vermoedelijke bevallingsdatum kenbaar kan maken. Volgens deze regeling zal de normale situatie blijven dat het zwangerschaps verlof ingaat zes weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum en dat het bevallingsverlof duurt tot zes weken na bewerkelijke bevallingsdatum. In dien echter de vrouwelijke ambtenaar zulks tenminste twee maanden vóór de vermoedelijke bevallingsdatum schriftelijk verzoekt kan zij blij ven doorwerken tot uiterlijk twee weken vóór de vermoedelijke bevallings datum. De tijd gedurende welke zij dan "extra" heeft gewerkt wordt toege voegd aan het bevallingsverlof na de werkelijke bevalling. Indien de vrouwe lijke ambtenaar ondanks haar wens om maximaal vier weken langer door te werken feitelijk wegens ziekte niet kan werken, gaat het zwangerschapsver lof in vanaf de datum van ziekmelding. Verlenging vindt dus alleen plaats met de dagen in de periode van zes weken vóór de vermoedelijke bevallings datum tot twee weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum gedurende welke in werkelijkheid is gewerkt. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1986 | | pagina 88