V^7
Nr. 1972
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen de brief van 31 oktober 1985 van Makelaardij Van der Made B.V.
namens de heer T.D. Dalmolen, waarbij beroep werd ingesteld tegen de beslissing
van Burgemeester en Wethouders d.d. 14 oktober 1985 (verzonden 18 oktober 1985)
tot het doen van een aanschrijving als bedoeld in artikel 25 van de Woningwet
tot het treffen van voorzieningen aan de woningen Buygerstraat 25, 27, 29, 31 en
39;
overwegende, dat het beroepschrift ingevolge artikel 2 van de Procedure-
verordening Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften om advies
in handen is gesteld van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en
bezwaarschriften
dat de commissie in haar advies d.d. 27 januari 1986, bijlage nr. 78 hem
adviseert het beroepschrift ongegrond te verklaren;
dat hij zich met de overwegingen en het advies van de commissie kan vereni
gen;
gelet op de Woningwet en de Procedureverordening Raasdadviescommi3sie voor
de beroep- en bezwaarschriften;
BESLUIT
het beroepschrift van Makelaardij Van der Made B.V. ongegrond te verklaren.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
5. Overwegingen en advies van de Raadsadviescommissie voor de beroep- en
bezwaarschriften.
De commissie acht het niet ongewenst, dat in het vervolg naast de bewoners
ook de eigenaren meteen worden geïnformeerd over een te houden inspectie
door het bouwtoezicht van de panden in het kader van artikel 25 van de
Woningwet. Uiteindelijk zijn de eigenaren degenen, die de aanschrijving
ontvangen en de herstelwerkzaamheden moeten bekostigen. Dit neemt niet weg,
dat in het onderhavige geval door en vanwege Burgemeester en Wethouders ge
heel volgens de wettelijke procedure is gehandeld. Aan de aanschrijving door
dit college dd. 14 oktober 1985 is op 15 mei 1985 zelfs nog een schriftelijke
waarschuwing voorafgegaan van de directeur bouw- en milieutoezicht. De com
missie meent, dat de eigenaar niet in zijn eigen belang heeft gehandeld door
na 15 mei 1985 stil te blijven zitten. De inhoud van de aanschrijving is door
appellant niet of nauwelijks bestreden. De door Burgemeester en Wethouders ge
stelde eisen kunnen worden beschouwd als redelijke eisen van normaal onder
houd aan woningen die voor bewoning niet ongeschikt zijn te achten. De
hoogte van de huurprijs is alsdan niet relevant. Voorts is niet gebleken van
bijzondere gebeurtenissen of omstandigheden die een andere opstelling ter
zake zouden rechtvaardigen. Op grond van het voorgaande adviseert de com
missie de Raad het beroepschrift ongegrond te verklaren en te besluiten con
form bijgevoegd ontwerp-besluit
.(pr. VA.D. van Dijk)