In de regeling van het College van Arbeidszaken wordt het zwangersohaps- en bevallingsverlof opgenomen gedurende een aaneengesloten tijdvak van 12 weken gelegen in een periode van 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum tot 12 weken na de datum van de bevalling. De verhindering om de betrekking te vervullen wegens zwangerschap gelegen buiten genoemde periode wordt in mindering gebracht op dat tijdvak, met dien verstande dat de verhindering i.v.m. bevalling in ieder geval wordt geacht te blijven bestaan gedurende de eerste 6 weken na de dag der bevalling. In de onlangs door U vastgestelde regeling kan het zwangerschapsverlof in geen geval later ingaan dan 2 weken voorafgaande aan de vermoedelijke bevallingsdatum en worden de weken gelegen in de periode van 6 weken tot 2 weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum toegevoegd aan de 6 weken bevallingsverlof, met dien verstande dat het zwangerschaps- en bevallingsverlof tezamen tenminste 12 weken bedraagt. In artikel 2 van de Uitkeringsverordening tenslotte, dat bepaalt dat onder belanghebbende in de zin van de verordening tevens wordt verstaan de gewezen ambtenaar die ontslag heeft gevraagd omdat hij of zij, gehuwd zijnde, o.g.v. artikel 83 Burgerlijk Wetboek de echtgenoot moet volgen die door geheel buiten hem of haar liggende oorzaken noodzakelijk van standplaats moet veranderen, wordt geschrapt de verwijzing naar artikel 83 B.W. Dit houdt verband met het feit dat uit artikel 83 B.W. is verdwenen de bepaling dat bij gebrek aan overeenstemming de plaats van samenwoning door de man wordt bepaald, danwel door de vrouw als zij kostwinster is. Ook de woorden "gehuwd zijnde" kunnen worden geschrapt omdat de tekst spreekt over het volgen van de echtgenoot, hetgeen het bestaan van een huwelijk impliceert. Met de centrales van overheidspersoneel is over de wijzigingen overleg gevoerd. Dit overleg heeft tot overeenstemming geleid zodat plaatselijk overleg achterwege kan blijven. Wij geven U in overweging bijgaande ontwerp-verordening tot wijziging van het Algemeen Ambtenarenreglement en de Uitkeringsverordening vast te stellen. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, mr. G.J. te Loo Burgemeester. mr. W.J.G. Reumer Secretaris. Nr. 13604 DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 7 augustus 1986 (bijlage nr. 300); BESLUIT vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van het Algemeen Amb tenarenreglement en de Uitkeringsverordening. Artikel I In het Algemeen Ambtenarenreglement worden de volgende wijzigingen aangebracht: A. 1. Artikel D4, lid 2, wordt gelezen als volgt: a. "De vakantietoelage bedraagt per kalenderjaar 8? van de voor de amb tenaar in die maand geldende bezoldiging, met dien verstande dat aan de ambtenaar die in de van toepassing zijnde maand 21 jaar of ouder is ten minste een bedrag wordt uitbetaald dat gelijk is aan de voor overeenkomstig rijkspersoneel vastgestelde minimumvakantietoelage, welk bedrag bij het vervullen van een onvolledige betrekking naar evenre digheid wordt verminderd. b. Aan de ambtenaar die jonger is dan 21 jaar wordt tenminste een bedrag uitbetaald gelijk aan de in dit lid sub a bedoelde minimumvakantietoelage verminderd met 7,5% voor elk leeftijdsjaar of gedeelte van een leeftijds jaar dat hij jonger is dan 21 jaar, met dien verstande dat het bedrag waarop hij alsdan aanspraak heeft naar evenredigheid wordt verminderd bij het vervullen van een onvolledige betrekking." 2. De volgende overgangsbepaling wordt toegevoegd: "Aan de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in dienst zijnde ambtenaar, die jonger is dan 21 jaar en voor de heffing van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1986 | | pagina 139