X— X
Hoofdstuk I. Algemene aspecten van het beleid.
1.0 Inleiding.
De in 1986 gehouden verkiezingen brachten veranderingen teweeg in de samen
stelling van Uw Raad en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, maar niet in de
aan het college en het kabinet deelnemende partijen. Wel werd er een nieuw col
legeprogram en een nieuw regeerakkoord opgesteld, welke van belang zijn voor de
inhoud van het Beleidsplan 1987-1991. Wij zullen hieraan dan ook in dit hoofd
stuk de nodige aandacht besteden.
In dit hoofdstuk zullen wij echter, welhaast traditiegetrouw, eerst kort ingaan
op de algemene situatie. In deze paragraaf constateren wij enerzijds dat het met
name in economisch opzicht beter gaat, maar anderzijds dat met name de ver
betering van de positie van de zwakkeren in de samenleving een uiterste krachts
inspanning van o.a. de gemeentelijke overheid vraagt.
Gezien de nauwe banden die er niet alleen op financieel gebied tussen de rijks
overheid en de lagere overheden bestaan, besteden wij in paragraaf twee zoals
gezegd aandacht aan het regeerakkoord.
In paragraaf drie gaan wij kort in op ons collegeprogram.
De vierde paragraaf is gewijd aan de financiële stand van zaken, daarin zullen
wij o.a. ingaan op de noodzaak tot nadere ombuigingen en de redenen aangeven
waarom wij U nu niet reeds uitgewerkte herwaarderingsvoorstellen aanbieden.
Een doeltreffend regionaal sociaal-economisch beleid is voor deze regio van
groot belang. In paragraaf vijf zullen wij nader op dit beleid ingaan.
In paragraaf zes gaan wij in op onze beleidsvoornemens ten aanzien van de
(absolute) hoofdprioriteiten, te weten emancipatie, stadsvernieuwing en het
werkgelegenheidsbeleid.
De paragrafen zeven, acht en negen zijn gewijd aan de interne middelenfuncties.
Achtereenvolgens zullen wij ingaan op het personeelsbeleid, de gemeentelijke
organisatie en het informatiebeleid.
1.1 Algemene situatie.
Hoewel er zwaluwen aan de economische horizon zijn verschenen is de zomer nog
niet in aantocht. Er is sprake van economisch herstel maar dit doet zich met
name voor in de marktsector. Daar is sprake van oplevende winsten, verbetering
van de werkgelegenheid en optimisme voor de toekomst.
In de collectieve sector is echter geen keer ten goede ingetreden. Wederom is er