- 10 -
zieningen kan worden gemaakt en verpaupering van de binnenstad
wordt tegengegaan. De bestemming van bovenverdiepingen van
bedrijfspanden tot woningen is derhalve in overeenstemming met
evenbedoelde doelstelling. Een zodanig beleid bevordert de
levensvatbaarheid van de binnenstad en komt ook ten goede aan de
rechthebbenden op de panden, omdat deze panden op de lange duur
immers hun waarde alleen behouden als de binnenstad een gezond
onderdeel van het stedelijk gebied blijft. Vorenbedoelde ontwik
keling heeft zijn juridische weerslag gevonden in het bestem
mingsplan. Een door reclamant voorgestaan vestigingspatroon zou
de gewenste structuur van de binnenstad kunnen aantasten en daar
mee afbreuk doen aan vorengeciteerde doelstelling. Niettemin doet
zich het gegeven voor dat panden in hun geheel anders dan voor
een partiële woonfunctie wordea, gebruiktGelet op de incidentele
behoefte aan andere functies dan wonen op de bovenverdiepingen
menen wij dat zulks onder afweging van de relevantebelangen zou
moeten kunnen plaatsvinden, mits deze geen bedreiging gaan vormen
voor de aan het plan ten grondslag liggende doelstellingen.
Hierop kan het beste greep worden gehouden via de vrijstellings
methodiek. Een dergelijke procedure is met de nodige waarborgen
omringd, zodat aan de rechten van rechthebbenden en belanghebben
den geen afbreuk wordt gedaan. Wij achten de gehanteerde bestem
ming- annex vrijstellingsregeling verantwoord.
Gelet op het vorenstaande achten wij dit bezwaar ongegrond.
ad m. Tegen het licht van het bestemmen van de tweede en eventueel
volgende bouwlagen tot een woonfunctie bestaat er wel degelijk
bezwaar tegen het realiseren van bijgebouwen in meer dan één
bouwlaag op de binnenterreinen. Vanwege de noodzakelijke toe
treding van licht en lucht, de bereikbaarheid, het brandgevaar en
in verband met de handhaving van een goed woonmilieu achten wij
bebouwing in meer lagen van de binnenterreinen uit stedebouwkun
dig oogpunt niet acceptabel.
Wij achten dit bezwaar dan ook ongegrond.
ad n. Zoals reeds vermeld ligt in dit plangebied aansluitend bij het
bestaande gebruik van de panden het accent op de winkel- c.q.
woonfunctie. Gelet op de overlast welke van amusementsvoorzie
ningen kan uitgaan, achten wij slechts een restrictiefbeleid
op dit punt acceptabel. Gezien ook de doelstelling om de woon
functie te stimuleren, menen wij dat het op ruime schaal toestaan
van dit soort voorzieningen, zoals reclamant voorstaat, het woon
klimaat in negatieve zin zal beïnvloeden. Overigens is de
behoefte aan dit soort voorzieningen naar onze opvatting niet zo
manifest als reclamant veronderstelt.
Wij achten dit bezwaar ongegrond.
ad o. Hierin is voorzien door middel van een vrijstellingsbepaling ver
vat in artikel 4, zesde lid, sub k, van de voorschriften.
Hieruit vloeit voort dat dit bezwaar ongegrond moet worden
verklaard
ad p. Op grond van artikel 11, eerste lid, onder g, van het Besluit op
de Ruimtelijke Ordening wordt op de kaarten een dwarsprofiel met
vermelding van de maten van de voornaamste wegen bijgevoegd. Dit
impliceert dat niet alle wegen behoeven te worden voorzien van
een dwarsprofiel. De breedte van het Ruiterskwartier laat zich op
voldoende duidelijke wijze aflezen van de plankaart. Het
bebouwingsvlak aan de zuidzijde van het Ruiterskwartier is niet
begrensd door een bouwgrens.
-11-
Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd, dat de gevels van het pleinafsluitend
gebouw een geleed karakter krijgen. Indien hiervan geen gebruik zou
worden gemaakt dan nog behoeft niet de vrees te bestaan dat het Ruiterskwartier
een steegkarakter zou gaan vertonenIn de toelichting op het plan (blz.20 en
21 van de bijlage behorende bij de toelichting) is een aantal breedtes beschreven.
Indien de Sint Jacobsstraat als vergelijkingsmaatstaf wordt beschouwd dan kan
onzes inziens in redelijkheid niet worden gesproken van een steegkarakter. Het
al dan niet optreden van windturbulenties is een aspect van technische aard
dat bij de bouwvergunningverlening aan de orde dient te komen en geen regeling
dient te vinden in een bestemmingsplan. Wij achten dit bezwaar ongegrond.
ad q
Het toekennen van bestemmingen aan de grond in het kader van de Wet op de Ruim
telijke Ordening legt geen verplichtingen op om tot daadwerkelijke realisering
ervan over te gaan. Dit uitgangspunt brengt onherroepelijk mede dat in planologisch
opzicht geen absolute garantie kan worden gegeven dat beoogde bestemmingen
tot realisatie zullen worden gebracht. De exploitatie van stallingsruimten
(gratis of tegen betaling) is geen zaak die regeling in een'bestemmingsplan
behoort te vinden. Het beleid is er op gericht om goede stallingruimten te
creëren, waaraan in de praktijk ook al uitvoering is gegeven. Wij achten dit
bezwaar ongegrond.
ad r
Een centrale doelstelling in dit plan vormt het bevorderen van de woonfunctie
conform de uit het Structuurplan voor de Binnenstad 1974 voortvloeiende be
leidsintenties Tegen deze achtergrond is waar mogelijk de woonfunctie in de
blokzijden teruggebracht en gehandhaafd op plaatsen waar deze reeds aanwezig
was. Met het oog op de nodige flexibiliteit wordt het plan gekarakteriseerd
door een bepaalde mate van uitwisseling van functies binnen de blokzijde.
Ter verwezenlijking van evengenoemde doelstelling achten wij het gewenst dat
de woonfunctie ook voorkomt aan het Herenwaltje. Er heeft echter geen fixatie
op een bepaald pand plaatsgevonden. Het is een juiste constatering dat de panden
die nu een woonfunctie hebben slechts van functie kunnen veranderen, indien
daarvoor in de plaats een ander pand een woonfunctie heeft gekregen. Dit geldt
trouwens ook voor iedere andere functie die in de blokzijde voorkomt. Hiermee
wordt aan de bewoners en rechthebbenden op de panden een acceptabele mate van
zekerheid verschaft. Wij achten de bestemmingsregeling in planologisch opzicht
verantwoord, zodat dit bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.
ad s
Bedoelde panden liggen in blokzijden die gekenmerkt worden door een tweedeling
in de bestemmingsaanduiding te weten "Gemengde doeleinden voor binnenstedelijk
gebied" en "Centrumvoorzieningen". Beide bestemmingen zijn voorzien van de
nodige flexibiliteit. De bedoelde blokzijden zijn zodanig ingericht, dat geen
uitwisseling kan plaatsvinden tussen de in deze blokzijden vermelde verschillende
bestemmingsaanduidingen. Gebaseerd op de huidige situatie is de horeca-functie
vermeld in de blokzijden 3-2 en 8-3 binnen de bestemming "Gemengde doeleinden
voor binnenstedelijk gebied". De horeca-functie legt nu al een zodanig accent
op de directe omgeving, dat het niet gewenst is de horeca-functie in de desbetref
fende blokzijden te verruimen. Met het in het plan vastgestelde maximum aantal
horeca-functies is ons inziens een aanvaardbare limiet bereikt. Wij achten
dit bezwaar ongegrond.