- 14 - ad b. Bij de behandeling in de Raad van 1 april 1985 van het rapport "Het plein afsluitend gebouw, afweging en waardering", naar aanleiding waarvan de Raad het college van B. en W. machtigde verder te onderhandelen met een projectontwikkelaar over de realisering van het zogenaamde P.A.G. zijn ook beide genoemde rapporten onderwerp van discussie geweest. In het rapport "Het pleinafsluitend gebouw, afweging en waardering-ant- woord-nota" dd1 maart 1985 is uitgebreid geantwoord op de rapporten van .rel respectievelijk het C.I.M.K. en het N.C.O.V. Bovenvermelde rapporten waren voor de Raad geen aanleiding het gevoerde gemeentelijk beleid, sinds de vaststelling van het (distributie-planologisch onderzoek, 2 nov. 1981), te w zigen of te herzien. Sinds het d.p.o. in 1981 hebben zich inderdaad enkele grootschalige winkelbedrijven gevestigd in de periferie. Het gaat echter te ver om op basis van deze incidentele ontwikkelingen te stellen, dat deze vestigingen de detailhandelsfunctie van het centrum aan tasten, omdat op één enkele uitzondering na het ofwel detailhandel in volu mineuze goederen betrof (waarvan ook in het d.p.o. gezegd is dat voor deze categorie geen plaats is in de binnenstad) of het betrof supermarkten, die qua assortiment en bedrijfsvoering slecht zijn in te passen in de histori sche structuur van de binnenstad. Bovendien kan het nooit de bedoeling zijn om op basis van deze incidenten af te stappen van het beoogde beleid. Juist de gezamenlijke constatering dat perifere detailhandelsvestigingen in het algemeen als negatief moeten worden aangemerkt, betekent een onderschrijving van het gemeentelijk belei om met nog grotere inzet gestalte te geven aan de verbetering van de ruim- ad telijke structuur en de kwaliteit van het hoofdwinkelcentrum. Bij de vaststelling op 1 juli 1982 van het rapport "het pleinafsluitend ge bouw als upgrading centrum" heeft de Raad gekozen voor het in dit rapport omschreven "normale upgrading model". Hoewel de in blok 16 aangegeven bouwpercelen theoretisch wellicht een grot volume toestaan, zal in de praktijk, rekening houdend met art. 5, lid 1 onder 6 van de voorschriften (voor de gronden, welke op de eerste boven grondse bouwlaag tevens bestemd zijn voor verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt de bepaling dat de gezamenlijke oppervlakte verkeers- verblijfsdoel einden per bouwperceel niet minder dan 400 m2 bedraagt) en het oppervlak dat nodig is voor de bereikbaarheid van de winkels, terrassen e.d., de ge noemde optie (5600 m2) niet of nauwelijks kunnen worden gehaald. ad b 1/2. Realisering van het P.A.G. zal juist, zo verwachten wij vanwege zijn aantrek kingskracht de aanlooproutes dus ook de Voorstreek en de StJacobsstraatnieu impulsen geven. Wij zijn derhalve van mening dat de totstandkoming van het P.A.G positieve gevolgen zal hebben ook voor de reeds aanwezige winkelconcentra ties en winkelstraten. Wij achten dit bezwaar ongegrond. ad c. Wat de verkeers- en parkeerproblematiek betreft wordt in de Toelichting, behorende bij ontwerp-bestemmingsplan St. Jacobsstraat/Wirdumerdijk ver wezen naar het Verkeersstructuur- en Uitwerkingsplan (1978). In het Uitwerkingsplan is m.n. de verkeers- en parkeerproblematiek voor de binnenstad nader uitgewerkt, waarbij uitgebreid aandacht besteed is aan het parkeren, de optredende parkeercongestie en de parkeerregulerende maatregelen welke zullen worden getroffen. Ook het rapport "Het pleinafsluitend gebouw, aanvullende functies en randvoorwaarden", vastgesteld in de Raad op 27 juni 1983 gaat uitgebreid in op de betreffende parkeerproblematiek. Zoals het K.N.O.V. zelf in zijn bezwaarschrift reeds opmerkt staan de ont wikkelingen rond de Oude Veemarkt los van de problematiek m.b.t. het P.A.G. Vanwege het verdwijnen van de parkeerplaatsen als gevolg van de toekomstige bebouwing van de Oude Veemarkt, is overigens een "Plan van aanpak parkeer voorzieningen" opgesteld. Dit plan zal eveneens in de Raad van 23 juni 1986 worden behandeld. In bovengenoemd plan wordt aangegeven op welke wijze en op welke lokaties vervangende parkeervoorzieningen zullen worden gerealiseerd. Wij achten dit bezwaar ongegrond. De in het ontwerp-bestemmingsplan St. Jacobsstraat/Wirdumerdijk ingebouwde grote flexibiliteit binnen de bestemming per blokzijde heeft naast voordelen ook nadelen. Een nadeel zou kunnen zijn, dat een bewoner/eigenaar van een pand in een bepaalde blokzijde er niet meer volledig zeker van is, dat de naastgelegen panden hun eenmaal verkregen functie tot in lengte van dagen behouden. Dit zal volgens het onderhavige bestemmingsplan afhangen van ontwikkelingen elders in de blokzijde. Overigens is het functiepatroon in een bepaalde blokzijde zodanig van opzet, dat de aangegeven functies elkaar goed verdra gen. Onzes inziens kan echter niet gesproken worden van aantasting van de rechtszekerheid, aangezien eigenaren van panden na bestudering van het plan exact kunnen weten welke functies in het meest ongunstige geval in de naast gelegen panden gevestigd kunnen worden en welke in het meest gunstige ge val. Dit is de rechtszekerheid, welke het onderhavige plan biedt. Wij achten dit bezwaar ongegrond. Het wegbestemmen van functies (in dit geval de horeca-functiein bepaalde panden betekent niet, dat de activiteiten voortvloeiende uit deze functies terstond moeten worden beëindigd. In tegendeel, deze functies vallen in der gelijke gevallen onder het overgangsrecht, hetgeen inhoudt dat deze voor onbepaalde tijd kunnen worden gehandhaafd. De beide wegbestemde horeca-bedrijven hebben in het onderhavige bestemmings plan een "gemengde doeleinden"-bestemming gekregen. Er zijn derhalve ver schillende functies in de panden mogelijk. Ten aanzien van het gebruik van de 2e en eventueel volgende bouwlagen zij opgemerkt, dat in het onderhavige bestemmingsplan bewust gekozen is voor het brengen van het huidige gebruik onder het overgangsrecht c.q. de werking van een vrijstellingsbepaling en niet voor het vastleggen van de huidige functie. Bekend is, dat ingevolge het Structuurplan voor de Binnenstad 1974 het wonen in de binnenstad moet worden bevorderd. Deze doelstelling is in het onderhavige plan vastgelegd door te bepalen dat de 2e en eventuele volgende bouwlagen een woonfunctie moeten krijgen. Daarmee zijn de andere functies waarvan bekend is dat zij in het gebied voorkomen op de 2e en even tueel volgende bouwlagen onder het overgangsrecht komen te vallen en zal bij eventuele ingrijpende verbouwingen ten behoeve van die andere functie toepassing moeten worden gegeven aan de in het plan opgenomen vrijstellings bepaling. Op deze wijze is er greep te houden op hetgeen met deze bouwlagen gebeurt c.q. waarvoor deze werden gebruikt. Fixatie van het andere gebruik op de verdiepingen van de panden zou mogelijk zijn geweest, ware het niet dat daarmee weer een zekere starheid in het plan zou zijn gebouwd, hetgeen strijdig zou zijn met de in het plan nagestreefde flexibiliteit Wij achten dit bezwaar ongegrond.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1986 | | pagina 16