-uaqup U99 qsxnC pez xbbui 'uaddBpsxaA qapu -isqsz suapzux sazuo Sern eraxuxra ap uba
axqpsod ap ubb paaqsaq uaqqaq uaxeC uadopaSqe ap apuaxnpaS Cx« axp qqaepuee aa
•SueSdo aqasxm
-ouoaa uaaraaSpB ap qarn uapnoq paxq aqCxpaS aqsuxmuaq axp uaSuxxaqqxnmapoq ap
uba uaSuxSoqxaA apaxnqanxqs xoop uapxow uauumi qsopaSdo sqqaaps noz maapqoxd qxQ
•uaxapaoSsqxnxqaS aniBzxnnp uba SuxSueAxaA ap xooa uaxaAxasax aq apuaoppoA spaaqs
qaSpnq sqCxpapueeui unq uba mo aAeSdo aqCxpaSomuo s"[b paoS oz ap qam uadiueq
uamoqup unq uba axqesxpxqeqs uaa Cxq ^oo uaqqaewxaA Cpw jbbu uaACppq 'uarnoq uaq
-aoui puox uamoqup qCxpaSxap uaa uba pCxq axaSuep apuaxnpaS axp uauaSap ameu qapj
•uaSuaxq aq uBBqs qoq Bmpujm aq^xoos
ap uba Suxqaq^pwquosuaiuoquq apueeSxaau ap mo qqaxxaS doxa sx pxaqaqsqfxx qaq
"pYaYoqBmqÜTK
*(00*009)
axqounq apuaqqaxqaq ap Cxq ux xapeu Cj« ubbS qsuaxQ aqBxaos aqCxqaquaam
-ag ap xooa qCxqqexdsSuxxaoAqxn ap jooa uaSuxxapuexaA azap uba uaqaaqqa ap do
•pqaqaSaam qpxom uapapxaAspxaqxe qaq uba xnnp ap uba Suxuaqaxaq ap Cxq
uaxapupq aSuoC uba SuxSxozxba ap ubb paaqsaq sx axp pfxq ap qep 'uapqamxaA aq
SuBqaq uba Sou qaq sx SuqxaqqxnspxaqsoojqxaM uaa do u9«nojA uba uaqqaax ap xooa
•xauqxBd xBBq qo uCqz ua apSxqqoaxaSsSuxxaqqqn ap uba uaSomxaA
qaq qaui uapnoqaS Suxuaqax Sou qsEBUXBep qpxow "M*9*V 9P UI xauqxBd ap uba uaraoq
-ux qaq qam uapnoqaS Suquaqax uaqqaaxsSuxxaqqqn aqanpqAqpuq ap uba SuxqBdaq ap
Cxq qpxow qawuaSBqsaox ap uba Suqssedaoq ap xooa •SuqxasxqBnpxAqpux apuBBSxapxaA
uaa uba Supqqaqx ap up qaqu qapz qSaawaq 8uxxT9Is>IFTT93 azap xbbui 'uapMnqaS
aP pqaAapqaadsax uauuBia uba ajp ubb sx qCxqa^ adpauxxd ux azap qBp pqaqsaS
uapxOAi ppaquaamaSqB uCpz ux ueq uamauup x9ST9Ts annaxu qaq ux (qqoBqsaS >[Cxx3§uo
J° uba) uapuauowuauiBs pwnqaSuo ua uawnoxA axp axqxsod ap uba uaqzuBB uaj,
•sxnq uaSxa uaa sqBoz 'uaSomxaA uaSpa qaq uba
ST qfXIs>lUBm9uo axp Suxxaqqxn apuaxxnAUBB uaa xooa 'M'VO'I 3P do uaop daoxaq
uaa apqBnqxs app up daoxS azap uaq 'qawspuBqsCxg ap do uazawaSuBB qpxow ppaqsoop
qxa/i aSpxnpSuBp uba xBA93uT uauosxad uba daoxS azap qBp 'uamoqxooA aq apupauaq
SuxxaqqpnsppaqsoopqxaAi (apraaqsaSjB qpaqpoBdeaqsax ap uba Subauio
ap do) a>[Cpx9qx99P9S uaa uba uaSCpxqxaA qaq xooa SuppaSaxsppaqsoop^xaM uaa do
UBBpaS uapxow daoxaq uaa qaoui 'sp Sxzbmubb qxaqxaBdeaqsax uaa Sou xa xbaoz xooa
•puaapxaA qpxow Suxxaiiqxnspxaqq>ixqosaSuosppaqxB aSppappoA uaa xaSuep
diende loon. De duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden en
beloopt een periode van 0,5 jaar tot 5 jaar. Indien een dergelijke uitkering
onvoldoende is om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan (dit
ongeacht de vermogenspositie van de betrokkene), kan op grond van de Toeslagen
wet een aanvulling tot het sociaal minimum worden verleend. Deze Toeslagenwet
heeft overigens een veel bredere werking en is onder meer ook van toepassing op
de hierna genoemde vervolguitkering.
Na afloop van de periode gedurende welke een recht bestaat op de loongekoppelde
werkloosheidsuitkering ontstaat een recht op een vervolguitkering van 70% van
het sociaal minimum gedurende de tijd van 1 jaar.
Voor werklozen van 57 jaar en ouder loopt de vervolguitkering echter door tot
het moment waarop zij 65 jaar worden.
Jeugdige werklozen en werklozen zonder arbeidsverleden, of met een arbeidsver
leden van korter dan een half jaar, komen niet in aanmerking voor een uitkering
op grond van de N.W.W. en zijn derhalve aangewezen op een uitkering krachtens de
Algemene bijstandswet.
De hoogte van de uitkering ligt op het niveau van het sociaal minimum en de
uitkeringsduur is in principe onbeperkt.
Vanuit het gemeentelijk perspectief bezien is het van belang, dat de uitvoering
van de Nieuwe werkloosheidswet door de bedrijfsverenigingen zal plaatsvinden.
Ook de daarop aansluitende zogenaamde vervolguitkering van 1 jaar zal door de
bedrijfsverenigingen worden uitgevoerd. Tenslotte zal ook de eerdergenoemde
Toeslagenwet, die voorziet in een aanvulling op de uitkering tot het niveau van
het sociaal minimum, door de bedrijfsverenigingen worden uitgevoerd.
De consequentie van het vorenstaande is, dat de gemeente allereerst belast
blijft met de uitvoering van de Algemene bijstandswet en daarmee dus onder meer
met de verlening van bijstand aan werklozen die geen aanspraak (meer) kunnen
maken op een uitkering ingevolge de Nieuwe werkloosheidswet.
Daarnaast wordt de gemeente belast met de uitvoering van de Wet inkomensvoor
ziening oudere en arbeidsongeschikte werkloze werknemers (I.O.A.W.). Deze re
geling voorziet in een uitkering aan werkloze werknemers van 50 jaar en ouder
tot het niveau van het sociaal minimum. De vermogenspositie van de betrokkene
speelt hierbij geen rol.
Verder voorziet deze regeling in een uitkering aan arbeidsongeschikten die nog
over een restcapaciteit beschikken. De wijziging van het sociale zekerheids
stelsel betekent voor deze groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten, dat niet