•ua8uajq ap pxad do jaaM spuoj qaq uapqaBjj
JBBf \j apuauioq ap up Cxm uappnz 066I-986T BnraiEjSojdaSappoq qaq up appaqsaS
qaq do qoo qapaq «jndaSqpn SaouaSBu spuop rjaq sp aauijBBQ •uaqxaqxAxqaB uamouaS
-jooa ap qxn uaxaopAqjooa app uaqsoq ap uba 8uxqqap jaq puawaSuBB uapjOM pez
spuojspxaqua8apa8qjaft paq uba aqpaapaS qooj8 uaa pap uaAaSaSuBB sp ^ppapaqappps
-pnbaa ua -axqouiojd qfppapuaauiaS uaa pop pazuBv,, Bpou appapsaSpsBA q joop ap up
spuo jsppaqua8apa8xija/n
•(paap apqapa8uo paq uba %gz) uapso^
_spuauia8BUBui ap up Cpq *000*52 J pbbuitxbui Sou sqCppjBeC uapjBwnaaq apuaaniaS
ap pSBBjp psBBUjBBQ -uajEp ap aSawaapqoB *000*6 J *000*61 1 uba) appps
-qns ajBqqpqosaq -g *f paq jooa paq uba £861 UT 8uB88naap apmBBjaS 066I-986T
uBpdsppapag paq up ap uapopsaq fxm uaqqaq pqoBAjaA uapjom uazappjaA Sou
Z86T ua 9861 jaAO q°° IBpmo *uaqojdsa8uBB sp *T£5'0V I jooa apuaaniaS ap uba
appuBjBS ap pBpoz *290*18 J UBA uapapa8 sappjaA uaa 8uppqopps ap ppaaq 5861
jaAo 'SBjpaq apjpazuaa jooa pubjb8 pbbps puspsapjp axauxAOjd ag *000*001 J
pBBuixxBui pBBpop up pSBBjpaq ua 8861 uazappjaAdoopuBB jooa pppaS
appuBJBS azag -uazappjaAdoopuBB ap uba Supqqap ap uba aAaoqaq uap pqajpsjaA
appuBjBS uaa umjquaauaAfxjpaq aSuop Suppqapps ap ubb Cxm uaqqaq puaqaq spuoz
•uaqqaq 8uppppz uapuBdpopp
-jsd appB uxjbba pjaappBpsupaS uasspjBsspunuoq uba peeg aSpdopjooA uaa spapppm
-up sp uapjBwnaaq mnjpuaq uaACpjpag "A *8 aP UBA Suppqopjdo ap do puadopqpnjooA
pqaBjqaSjapuo niBpjappog
mnjpuaosjapupAppq paq uba aauBpuadap uaa suaAap qfppapuaaaj sp mnjpuao paq up
•uapjOA pBz uauuoSaq mnjpuaa paq uba
asBj aj uba mnoq ap pam pjoquauupq 8uppqoB«jaA jbbu pap ppaqqpmpuo SpuBpoz qoxz
uapjBAinaaq mnjpuaq uaACpjpag paq uba 8upppazaq ap pjaaq pfpp uadopaSjB ap up
•uapjBAnaaq mnjquaq uaAfpjpag
•uadaojaquawnojA apauoppxpBjp ap UBp ajapuB up uaop ap
do 8u^jeaj3 azap uapa^q aq pjaLppfxx3®0111 3P susasj uaiq ua uaraauaoq UEBq aqsEA uaa
jC._Vroiiwen_eii wejrkjiejLegejiheid^
Binnen de strakke prioriteitsstelling die nodig is bij het subsidiëren van pro
jecten voor mensen zonder werk zal, gelet op de beleidsvoornemens neergelegd in
het hoofdstuk "Vrouwen en Werkgelegenheid" van de Werkgelegenheidsnota en in het
Collegeprogram 1986-1990, voorrang worden gegeven aan werkgerichte en
werk-/leerprojecten voor vrouwen. Zo enigszins mogelijk zullen wij de bestaande
projecten, te weten het L.H.N.0.-projectde Stichting E.V.A. (in verband met
het aflopen van het B.R.P.-subsidieeventueel in afgeslankte vorm) en de Stich
ting Vrouw en Werkwinkel, blijven subsidiëren.
Wij zullen daartoe wederom een beroep doen op de 10%-regeling van het Arbeids
bureau.
Functie 620; Maatschappelijk werk.
Wij hebben U op deze plaats gedurende een aantal jaren op de hoogte gehouden van
de ontwikkelingen rondom de decentralisatie van de maatschappelijke dienstver
lening. De aanvankelijke beleidsvoornemens van de regering ter zake hielden in,
dat de gemeente een vrij grote zeggenschap zou krijgen over ondermeer de subsi
diëring van het algemeen maatschappelijk werk, de telefonische hulpdiensten, het
Fiomwerk en de Jongeren adviesbureaus.
Tegenover deze beleidsvrijheid zou slechts de verplichting staan om een be
leidsplan voor de maatschappelijke dienstverlening te ontwikkelen.
De laatste ontwikkelingen op landelijk niveau hieromtrent laten zien, dat wordt
afgezien van het streven naar een wettelijk kader waarin de decentralisatie
wordt geregeld.
Hiermee lijkt een „nieuwe periode van onzekerheid omtrent de subsidie
verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke dienstverlening te zijn aange
broken. Wij houden er ernstig rekening mee, dat de tussenfase waarin de maat
schappelijke dienstverlening na de intrekking in 1983 van de voormalige Rijks
subsidieregeling voor de maatschappelijke dienstverlening is terecht gekomen nog
enige jaren zal voortduren.
Dit houdt in, dat de gemeente een rijksbijdrage ontvangt t.b.v. de activiteiten
van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Leeuwarden en de Stichting
S.O.S.-Telefonische Hulpdienst Friesland.
Het subsidie t.b.v. deze instellingen omvat behalve deze rijksbijdrage nog een
deel dat uit de eigen gemeentelijke middelen wordt bekostigd.
De beleidsvrijheid 'voor de gemeente om de hoogte van het te verlenen subsidie