•uaguxx9qqx«xuo ap uba ax8ooq ap do q uapnoq Cx/x -SuxxXT2
uapxewnaaq uba pxaqpuozaSsqxoA xapnoqaxXTn93939P "O'i'A 9P suameu xjaaq
ueeSxogaxxaAo xxp ux •puexsaxx.j ux qaozxapuo axsnwaq qaq uba xazdo uaa xox uamoq
ax mo uapaqqxMxuo ax uaAaxxuxxxux X90P SIB 39D1 uadaoxaS uaAax xuq ux qaozxapuo
-xaquBqsxuqxapaomxeBg jaxxuaAaxg UBBSxoSaxxaAO uaa 'puuxsaxxj pxaqpuozaSsqx°A 9P
xooa peeq axBXDuxAox<j ap xoop 'xBBUoxgax x9M st sxuppxraux 'uaqex aSxAeqxapuo ap
xooa ufxz puaqxaxaox xaxu uaxsuaxpspxaqpuozaSsxseg guxxusaxsguxxaxnuixxs 9P uba
xapeq xuq ux uaxappxra apxaxsaS xqaxzxxnxooA xaq ux ap xup 'pxaxsaS xapeq xxp ux
Cxm uaqqaq sxxooa -uauiau ax puuq xax xB nu uBAja SuxxaoAxxn ap uaxqau qCxxuSom
xaju xuq fTw 3BP 'uaxxaxxAxxau apqaopaq ap aqezux axxx^ou ufxz uba Suxpxax
ubb xbbu 'xqaxxaq 9861 uxgaq sxxexaxaassxuexs ap Cxm uaqqaq xaqueqsxuqxapaom
xeeq uba Suxxodsdo agaoxA ap uba guxxaxaueuxj ua axxBsxuBgxo ap xox Suxqqaxxsq
xam nBaAxu qfxxapuBX do uaxundSeEXA ua uapaqqfxX9PTnPu° apuapnoquBB ap do xux99
•raooujaxBa-xxAjaa guxxodsdo-uagBx/y
•qaozxapuo sïuYqY°
•uajjaq ax
do daoxSxnnxs apuajjaxxaq ap uaxoqsaq qoo uup 986T uxSaq xjuuq 'D'A'li 9Q *uaxanu
-xxuoa ax uixoxxuxdgaxxaAo xxp uapax uaa xaguaq gou xqasxqxuo *o*A'M 9P uba qaxx
-BniaxsXssguxxaoAux ap apuBBSuuB guxgxzfxwspxaxsq apmaouaguaAoq ap uba gqoAag sxv
•pxaxsaSux gxozspxaqpuozaj) daoxgxnnxs uaa •Q'.X'A 9P uba jaxxuxxTuT do pfxxxup
-ux sx 3*A'M 9P uba qaxxumaxqoxdsguxxaoAux auaraa§xB ap aqazux axauxAoxd ap ua
uaxuaauiag (apuaqxaMuaraes) uassnx uauaxp ax xauxxadsqaxdsaS squ sxxooa apuxauaj,
•uaSxpuxaaq ax qaozxapuo xxp uba xapaq xuq ux uapaq
-mBBzqxart ap uaxoqsaq qoo uup sx 'uapaxqag xB;l9TJP uaa xox uaqxadaq ax xow azap
uba saaoxdsguxxaoAux axux8oxux xsq uaxo^saq xjuuq sxxBxaxoassxuuxs ap xup xxaj
xaq do X3I30 "D'A'M 9P uba guxxaoAux axuxSaxux ap uba aAaoqaq uax uaxsqqxwxuo
ax uaxaSaxxBBin aqasxxoxBsxuBgxosxnnxsaq apuxauax xuzuSdo 'puBpsaxxj uba *s*3
uba axxBgxxsux do 'pCxxxupux sx MguBquauiBS ux uauuBxd ua uaxnxsag,, qaozxapuo X9H
•qaozxapuo
LL-II
Ves^ig^ngsr^iiuJ^ring^
Inmiddels is wel meer duidelijkheid gekomen in de wijze waarop het vestigings
beleid voor huisartsen gestalte dient te krijgen. Met ingang van 1 februari 1986
is namelijk het "Besluit vestiging en praktijkomvang huisartsen" in werking
getreden, waardoor de gemeenten de bevoegdheid krijgen ingevolge de van kracht
zijnde artikelen van de Wet voorzieningen gezondheidszorg tot het voeren van een
wettelijk gesanctioneerd vestigingsbeleid voor huisartsen. De Algemene Maatregel
van Bestuur (A.M.v.B.) legt de gemeenten de taak op de vestiging en praktijkom
vang van huisartsen te reguleren. De formele bevoegdheid van de gemeenten blijft
overigens beperkt tot het bepalen van de spreiding van huisartsen en het afgeven
van vestigingsvergunningen. Hierbij moet rekening gehouden worden met vrij
strikte, in de A.M.v.B. vastgestelde normen, voor het aantal toegestane huisart
sen en voor de omvang van de praktijk van deze artsen (normpraktijk van 2350
patiënten)
Het besluit bepaalt verder dat gemeenten bij het voeren van een vestigingsbeleid
dienen samen te werken. Voorts dient ter voorbereiding van het te voeren vesti
gingsbeleid een commissie te worden ingesteld conform de bepalingen ter zake van
de W.V.G. Mede gelet op de (gemeente)grensoverschrijdende aard van de betref
fende problematiek, zeer zeker wat betreft de toekomstige regulering van andere
beroepsgroepen en overige voorzieningen in de eerste lijn, hebben in dit kader
de in de Regio Friesland-Noord samenwerkende gemeenten besloten een regionale
vestigingscommissie in het leven te roepen. Deze commissie dient de lokale col
leges van B. en W. te adviseren bij de besluitvorming over en het afgeven van
vestigingsbeschikkingen. De gemeente Leeuwarden is via haar vertegenwoordigingen
in het regiobestuur (Commissie Gezondheidszorg, Dagelijks Bestuur Regio) be
trokken bij de opstelling van de beleidsuitgangspunten van de huisartsenplan
ning. Ook in de samenstelling van de regionale vestigingscommissie zal het spe
cifiek Leeuwarder belang tot uitdrukking worden gebracht. Naar aanleiding van
de kosten van de invoering van de A.M.v.B. wordt door het Rijk gesteld, dat deze
kosten een onderdeel vormen van de kosten van de invoering van de W.V.G. Hier
voor krijgen de gemeenten reeds een bijdrage van het Ministerie van W.V.C. De
V.N.G. heeft in dit verband erop gewezen dat deze bijdrage moet worden aangepast
indien deze ontoereikend zal blijken te zijn.