ap st uaxaAaq aq ubb qaq axxaAaoq up 8bbxa ap quaxqmo suo £xm uapexaq apaawq uax
•uaqsmoqux axaqazuo xoop qqapaS qsuapa auomag ap do uaAegqxn axaxnqanxqs
uapxow xBA9^ 1®P UI 'uarnoq noz apaog uax qsuaxQ auowag ap ubb adqaujxd ux aquax
apxBBdsaq ap uaxpuj Saw uaxappxnisSuxqqap qxnaqag qep qep quauiom qaq do xa uajx®A
qqxqasaq qpxom aAxasax auamagqB ap ameu qam xaAO uagsxpaq asxoq qoq xa uajzaguBy
•U3A
-Bgxpn axaxnqanxqs xooa x9PPTras3uxqqap sx® uamnoqasaq aq aquax apxBBdsaq suaga«
qsuaja auowag ap do uaqsmoquq sp qsqnCuo qaq qep gujuam uba qfxx3ra®u ufxz flM
•gnxaq
xapeu gou pueeqsxapuo Cx« uamoq uaspuoj ua saAxasax axapuB do aquax apxBBdsaq ap
uba guquimaqsaq ap do *uagaoA aq aoq aAxasax azap ubb UBeqxooA aAxasax auamagq®
ap x0ao aquax apxBBdsaq ap xbbui 'uapuam aq ubb qsuaxq auamagxv ap uba aAaoqaq
uaq x9PPinisguT:>piap ST® Jaaui qaju aquax apxBBdsaq uaqoxsaq Ctm uaqqaq aqsxaa uax
•uaspuoj
ua saAxasax xsao aquax apxBBdsaq ap qoq guxqqaxqaq qam qapqeuiaqs/fs ap uba uaq
-und apxBBdaq do guxgjzfxAi qoq uaxx9lSJOOA quaxqmo uaqoxdsagqxn suo uaqqqaq Cx^
•X®®qxd®^l uagja ua saAxasax x¥ac> ¥qïïa^
*005"915 3 UBA xaxx®A93m 9T9T9U®UTJ uaa qfxx9PuT3qxn quaqaqaq qxd
•aquax apxaaxnax®aa8-iooA 9P U®P ST Ja8®X uba ubbaxu agypqnq qaq xoop aquax
apuaqaxagaoq ap qep 'sy uaqayqag (xoqaasuaAfyxpaq *ugz ap ux uaguyxaqsaAux quez
-pjooq ux) uaguyxaqsaAuy ayaqepuax -a'x uapaoyAuyaq qayu aquaaraag ap uba ayqysod
axyeqqagpnq ap uaqsBxaquax ap ubaxbbm. 'uaguyxaqsaAuy ubb spfyzxapue ua (pxaqxaAO
xoqaas ap up qeezpyooq up) uapaoyAuyaq aquaauiag ap uba ayqysod axyeqqagpnq
ap uaqsaqaquax ap ubaxbbm 'uaguxxaqsaAux ubb puaqaxaSaoq uapxom aq spfyzxaua
quayp xyqasxaAayqEynayea ITd *6 uxqounjpjooq xbbu qqaoqagxaAO UBp qpxoM XTM98-1^
-ayqexnayea qaq «aquax uauaqax aq aoq qfyyapaomxaA 9P uba qqCxMjB pfxqx® aquax
uauaqax aq aoq qfyyaqxaM ap qBp qqfyyq 9P uy puaqaxagaoq uaguxxaqsaAux
ap ubb aquax qpxow agequaaxadgexsmo-aquax apxaaxnax®aa8xooA l9ll uba sxseq do
ay qoaTxoaaquag
•5g uba agequaaxadaquax uaa uagaq pyag q^oq qam
pxayauBuyyag qpxom qxoqaqsguyxayaueuyj qaq uba (qaymyxpyagseq apmeeuagoz ap uba
aqyaapag uba gexpaq apxaasxApBag *s*3 xoop qaq) -uym Z£ 3 U®A aqyaapag uaa
qep ueegagqyn UBAxa st gsxpaq qxp uba guymex ap Cyg -upm jj'Z J d° puiBBxag qpxom
gexpaq qxp xaAO aquax ag -uxni 9'6£ j - qsuaxpxueqxdBq ap do qxoqaq qaq xaaAaguo
E6-II
over de algemene reserve kan vrij worden beschikt.
Bij de raming van de algemene reserve is rekening gehouden met onttrekkingen aan
deze reserve voor garantieverplichtingen.
De verbetering van de stand van de algemene reserve t.o.v. het vorige beleids
plan wordt veroorzaakt door de voorlopige rekeningsuitkomst over het jaar 1983.
Ten aanzien van de bestemmingsreserves en fondsen merken wij op dat de middelen
van deze reserves, in tegenstelling tot de algemene reserve, een bijzondere
bestemming hebben en niet zonder meer ter vrije beschikking staan.
Rerite
Bij de opstelling van de ontwerp-begroting en het ontwerp-beleidsplan is aan
vankelijk uitgegaan van een rentepercentage van 1\. Gelet op recente ont
wikkelingen op de kapitaalmarkt achten wij het verantwoord dit rentepercentage
te verlagen naar 6è*
Dit rentepercentage wordt ook genoemd in het door de Raad voor de Gemeentefinan-
ciën opgestelde Advies Gemeentefondsbegroting 1987. De met de verlaging van het
rentepercentage verband houdende meevaller komt tot uitdrukking op functie
911.00. Het voordeel dat betrekking heeft op nog te plegen investeringen zal
door middel van een begrotingswijziging naar de functionele posten worden over
geboekt
Rente-omslagpercenJ^agej^
Het is gebruikelijk dat niet voor elke uitgaaf op de kapitaaldienst een afzon
derlijke geldlening wordt aangetrokken. De gemeente leent naar behoefte. De door
de gemeente te betalen c.q. intern te verrekenen rente wordt deels naar vaste
rentepercentages toegerekend, deels op basis van een omslag. Vaste rentepercen
tages worden toegerekend aan investeringen in de woningbouwsector, aan niet
regelmatig terugkerende investeringen van grote omvang etc. Voorzover de rente
lasten niet afzonderlijk worden toegerekend, worden deze toegerekend op basis
van een omslagstelsel dat gerelateerd wordt aan de boekwaarden (netto aanschaf-
waarde minus gecumuleerde afschrijving). Het omslagpercentage is een gemiddelde
van alle percentages die voor reeds aangegane en nog aan te gane geldleningen
worden berekend. Bij de berekening van het omslagpercentage wordt uitgegaan van
de veronderstelling, dat voor nieuw aan te trekken vast geld 65% moet worden
betaald. Bij de opstelling van de ontwerp-begroting voor 1987 bedroeg het zoge
naamde financieringstekort - gerekend naar de toestand van 1 januari 1986