Bijlage behorende bij de "Verordening betreffende de volgorde van
afvloeiing van het niet onderwijzend personeel verbonden aan de
gemeentelijke scholen van (voortgezet) speciaal onderwijs", vast
gesteld bij besluit van de Raad van de gemeente Leeuwarden, d.d.
23 juni 1986 nr.10126.
1Uitgangspunten voor de afvloeiingsregeling
1.1. Criteria voor de afvloeiingsvolgorde
In een afvloeiingsregeling liggen de criteria verankerd om de rangorde
te bepalen bij gedwongen ontslag(en), zoals door terugloop van het aan
tal leerlingen en/of door wijziging in de werksituatie bijvoorbeeld bij
vermindering van de schoon te maken ruimte ten gevolge van het afstoten
van een gebouw. Deze criteria dienen zo helder mogelijk te worden gefor
muleerd om subjectiviteit te vermijden.
In de praktijk worden veelal de volgende criteria gehanteerd:
a. tijdelijk/vast dienstverband;
b. vrijwilligheid;
c. diensttijd;
d. afwijking van de afvloeiingsvolgorde is slechts mogelijk als het be
lang van de school dit eist of om kennelijk onbillijkheid te voorko
men (hardheidsclausule).
Dit betekent dat de aanstelling, de vrijwilligheid, de diensttijd, het
belang van de school en kennelijke onbillijkheid als maatstaf worden
genomen voor de bepaling van de afvloeiingsvolgorde. Degene die in tij
delijke dienst is aangesteld - met uitzondering van degene die wegens
vervanging is aangesteld (zie paragraaf 2.2.)- vloeit als eerste af.
Vervolgens degene die in vaste dienst is aangesteld.
Binnen de onderscheiding tijdelijke en vaste dienst wordt in de regel de
volgende volgorde aangehouden:
- zij die als eerste voor afvloeiing in aanmerking wensen te komen
waarbij ouderen in leeftijd voor jongeren gaan en daarna
- zij die de minste diensttijd hebben, waarbij in geval van gelijke
diensttijd jongeren in leeftijd voor ouderen gaan.
Van de aldus gevoncen afvloeiingsvolgorde kan alleen worden afgeweken
ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of als het belang van de
school dit kennelijk vereist.
Ook in de afvloeiingsregeling wordt van deze volgorde uitgegaan
(zie artikel 2). De gehanteerde begrippen "tijdelijke en vaste dienst"
en "diensttijd" worden in hoofdstuk 2 toegelicht.
De afvloeiingsregeling onderscheidt bij de bepaling van de af
vloeiingsvolgorde categorieën niet-onderwijzend personeel. Voor het
(voortgezet) speciaal onderwijs zijn dit de categorieën zoals opgesomd
in het Formatiebesluit ISOVSO. Daarnaast komt de categorie schoonmaak
personeel voor. Het betreft hier geen limitatieve opsommingen: het be
voegd gezag kan de categorieën nader invullen. Dit betekent dus dat
eventuele afvloeiing plaatsvindt binnen de diverse genoemde categorieën
n.o.p. (zie artikel 3).
De wens als eerste af te vloeien dient schriftelijk kenbaar gemaakt
te worden aan het bevoegd gezag en aanwezig te zijn op het moment
dat, bijv. door de terugloop van het aantal leerlingen of door het
afstoten van het schoon te maken aantal m de afvloeiingsvolgorde
door het bevoegd gezag bepaald moet worden. Betrokkene heeft dan
recht op wachtgeld dan wel een korte of lange uitkering indien aan
het overige, ter zake in het Rechtspositiebesluit bepaalde, is vol
daan