- 4 - Wanneer voor deze belanghebbenden alleen de tijd doorgebracht in dienst van het onderwijs zou worden meegeteld, gaat de diensttijd, opgebouwd bij het gemeentebestuur, verloren. In het kader van het voeren van een zorgvuldig personeelsbeleid dient het begrip diensttijd voor dit perso neel t.o.v. het onderwijzend personeel uitgebreid te worden met de tijd doorgebracht in overheidsdienst. Voor wat betreft de formulering "de tijd doorgebracht in dienst van het onderwijs wordt hetzelfde begrepen als de minister van onderwijs en wetenschappen onder diensttijd verstaat in de zogenaamde "rijksrege ling", vastgelegd in circulaire DI/AB 80-50 van 2 juli 1980. In deze circulaire wordt onder "diensttijd" verstaan: "diensttijd: uit sluitend de tijd doorgebracht in een betrekking: 1. aan een school of inrichting als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel de Overgangswet voortgezet onderwijs - waaronder begrepen vormingsinstituten - en in de wetten die geacht kunnen wor den aan de Wet op het voortgezet onderwijs te zijn voorafgegaan; 2. aan een school of inrichting waarop de Kleuteronderwijswet of de Lager-onderwijswet 1920 van toepassing is c.q. de onderwijsvormen die in de plaats daarvan zijn of worden ingesteld, met dien verstande dat de tijd voor januari 1956 doorgebracht aan een school voor kleuteron derwijs slechts meetelt indien daaruit inkomsten werden genoten, de zogenaamde bewaarscholen; 3. aan een school of inrichting als bedoeld in de Experimentenwet onder wijs; 4. aan een instituut voor vormingswerk voor jonge volwassenen dat ge subsidieerd wordt volgens de "Rijksregeling subsidiëring vormingswerk leerplichtvrije jeugd 1964" (Stb. 1964, 239); 5. aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs, de Politie-academie, de Rijksluchtvaartschool, alsmede het militair we tenschappelijk onderwijs aan het Koninklijk instituut van de marine, de Koninklijke militaire academie, de Koninklijke militaire school en de Hogere krijgsschool, indien de personeelskosten van die instelling voor ten minste 51% door de overheid worden vergoed ingevolge enige wettelijke bepaling, alsmede de voormalige mijnscholen in Limburg voor zover het rechtstreeks door de overheid beheerde mijnen betreft; 6. aan een Nederlandse school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs die van overheidswege is aangewezen als bevoegd om aan de leerlingen op grond van met gunstig gevolg afgelegde exa mens dezelfde diploma's uit te reiken als die welke uitgereikt worden door overeenkomstige uit enig openbare kas bekostigde instelling, dan wel - aan centra voor vakopleiding aan volwassenen en jong-volwassenen: - aan gestichten, bedoeld in de Beginselenwet gevangeniswezen en in rijksinrichtingen als bedoeld in de Beginselenwet voor de kinderbe scherming; - aan de hier te lande gevestigde instellingen die opleiden of op leidden voor enige geestelijk ambt; - aan door de Nederlandse overheid gesubsidieerde muziekscholen; 7. bij een orgaan als bedoeld in de Wet op het leerlingwezen (stb. 1966, 215); 8. bij een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B 3 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, waarvan de aanwijzing als zodanig op voordracht van de minister van onderwijs en wetenschappen is ge schied dan wel de bekostiging geheel of gedeeltelijk door het Minis terie van onderwijs en wetenschappen plaatsvindt, waarbij mede in aanmerking komt de tijd doorgebracht in een betrekking aan vorenbe doelde instelling, die voorafgaat aan de aanwijzing als bedoeld in artikel B 3 van de Algemene burgerlijke pensioenwet; 9. aan door de minister van onderwijs en wetenschappen of de gemeente bekostigde schoolbegeleidingsdiensten; 10.bij door het rijk bekostigde Nederlandse scholen in het buitenland en bij door het rijk erkende scholen in de huidige en voormalige over zeese gebieden; alsmede de tijd gedurende welke: 11.de belanghebbende als dienstplichtige in Nederlandse militaire dienst was dan wel de deze vervangende dienst bedoeld in de Wet gewetensbe zwaren militaire dienst; 12.de belanghebbende in het genot is geweest van een ontslaguitkering vanwege het Ministerie van onderwijs en wetenschappen, het Ministerie van landbouw en visserij of van de gemeente. De in deze regeling gekozen algemene formulering van het begrio diensttijd is, - voorzover het betreft "de tijd doorgebracht in dienst van het onderwijs" conform de in de VNG/CBOO-modelafvloeiingsregeling voor het onderwijzend personeel verbonden aan openbare scholen voor ba sis-, speciaal en (voortgezet) speciaal onderwijs, gehanteerde formule ring. Het meetellen van de militaire c.q. de vervangende dienst dient geen onderwijskundig belang, maar is wenselijk uit maatschappelijk oogpunt Bij de bepaling van de diensttijd voor de toepassing van de afvloei ingsregeling is de omvang van de betrekking niet relevant. Het perso neelslid dat voor 10 uur per week is aangesteld, heeft dus na één jaar evenveel diensttijd opgebouwd als zijn collega die voor 40 uur per week is aangesteld. Dit ten einde de rechtspositie van de deeltijder ook op dit punt gelijk te doen zijn aan die van de full-timer. Overigens is in dit kader de duur van de aanstelling relevant. Dit bete kent dus ook dat bijvoorbeeld de periode waarin de belanghebbende bui tengewoon verlof heeft genoten (met of zonder behoud van bezoldiging) meetelt voor de bepaling van de diensttijd. Tot slot kan nog worden vermeld dat de diensttijd voor de toepassing van de afvloeiingsregeling niet in een aaneengesloten periode behoeft te worden opgebouwd. 2.2. Vaste en tijdelijke aanstelling De afvloeiingsregeling verstaat onder een vaste aanstelling een aanstelling voor onbepaalde tijd en onder een tijdelijke aanstelling een aanstelling voor bepaalde tijd. Dit betekent dat bij een tijdelijk dienstverband - i.t.t. een vast dienstverband - de duur van de aanstelling voor bepaalde tijd is vastge steld. In de akte van aanstelling moet dan door het gemeentebestuur wor den aangegeven voor welk tijdvak de aanstelling is gegeven. Is dit tijd vak verstreken, dan is het tijdelijk dienstverband daarmee automatisch beëindigd. Van afvloeiing - ontslag - is geen sprake. Het tijdelijk dienstverband kan echter ook worden verlengd of worden gevolgd door een vaste aanstelling. Voor wat betreft de duur van de tijdelijke aanstel-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1986 | | pagina 35