Geluidsaspecten gebied Westeinde V.
Bijlage no. 267 Leeuwarden, 7 augustus 1986
Aan de Gemeenteraad.
Het onderdeel van de Wet geluidhinder (Wgh) met betrekking tot bestaande
situaties wegverkeerslawaai is per 1 maart 1986 in werking getreden. De
inwerkingtreding van dit onderdeel heeft met name consequenties voor de
verlening van bouwvergunningen voor woningen en andere geluidgevoelige gebouwen.
De betekenis hiervan zal hierna in hoofdlijnen worden weergegeven, uitmondend in
een concreet voorstel ten aanzien van het gebied Westeinde V.
Indien de geprojecteerde woningen in bestemmingsplannen zijn verankerd die
zijn vastgesteld voor 1 januari 1982 (zoals bijvoorbeeld het globale bestem
mingsplan "Westeinde 1970"), kan niet zonder meer tot verlening van de
bouwvergunning worden overgegaan. Op grond van de artikelen 91 en 92 van de Wet
geluidhinder geldt in beginsel namelijk een (tijdelijke) bouwstop voor woningen
waarvan de bouw is voorzien in een voor genoemde datum vastgesteld bestem
mingsplan, doch waarvoor op 1 maart 1986 nog geen bouwvergunning is afgegeven.
Dit verbod heeft ten doel te voorkomen dat situaties worden gecreëerd, welke
afbreuk doen aan de materiële eisen van de Wet geluidhinder. Het gaat hier om
een zelfstandige aanhoudingsgrond naast het bepaalde in de Woningwet ten aanzien
van de aanhouding of weigering van een bouwvergunning. Pas nadat een in de wet
vastgestelde procedure is gevolgd, kan eventueel alsnog een bouwvergunning wor
den verleend.
Er zijn hierbij twee procedures mogelijk. Ten eerste kan het geluidsaspect
worden behandeld in een bestemmingsplan, dat volgens de regeling voor nieuwe
situaties wordt herzien (art. 91 jo 76-87 Wgh), hetgeen dus inhoudt een bestem
mingsplan ontwerpen en in procedure brengen, dat voldoet aan genoemde artikelen
van de Wet geluidhinder.
Ten tweede kan de procedure van de artikelen 92 t/m 97 Wgh worden gevolgd.
Hierbij dienen de volgende stappen te worden gezet:
akoestisch onderzoek (n.a.v. elke ingediende bouwaanvraag)
besluit Raad, waarbij er drie mogelijkheden zijn:
a. vaststelling van maatregelen om te voorkomen dat het geluidniveau meer
dan 50 dB(A) zal zijn;
b. vaststelling dat het niveau (zonder maatregelen) lager dan 50 dB(A) zal
zijn;
c. vaststelling dat een niveau van 50 dB(A) (ook door het treffen van maatre
gelen) niet mogelijk zal zijn;
voorafgaand aan elk van deze besluiten dient advies te worden ingewonnen van
de Inspecteur van de Volksgezondheid;
in de gevallen genoemd onder a en b kan de bouwvergunning worden verleend
nadat het besluit van de Raad onherroepelijk is geworden;
in het geval genoemd onder c dient het besluit ter kennis te worden gebracht
van Gedeputeerde Staten, die een besluit nemen, inhoudende hetzij een
verklaring van geen bezwaar tegen de verlening van de bouwvergunning (nadat
het besluit van G.S. onherroepelijk is geworden wordt de bouwvergunning
verleend), hetzij de beslissing dat tot die verlening voorshands niet zal
worden overgegaan (hetgeen betekent dat het bestemmingsplan alsnog volgens
de regeling voor nieuwe situaties dient te worden herzien).