- 2 -
Gelet op het bepaalde in de artikelen 74 t/m 77 van de Wet geluidhinder kan
een dergelijke geluidgevoelige bestemming niet zonder meer planologisch wor
den ingepast, omdat het geluidniveau vanwege de weg een hogere belasting te
zien zal geven dan de in artikel 82 van de Wet geluidhinder opgenomen nor
mering. Dit impliceert dat ter zake eerst een procedure "hogere waarde" in
de zin van artikel 83 van de Wet geluidhinder zou moeten zijn gevolgd
alvorens een dergelijke geluidgevoelige bestemming in het bestemmingsplan
kan worden vastgelegd. Niettegenstaande het vorenstaande zijn wij van
mening, dat het bij wijziging opnemen van een woonbestemming de goedkeuring
aan dit planonderdeel niet in de weg hoeft te staan, omdat na vaststelling
Uwerzijds een dergelijke procedure alsnog door ons gevoerd kan worden.
Het goedkeurend orgaan kan deze besluiten dan in onderling verband beoor
delen. Immers, op het ogenblik dat Gedeputeerde Staten een besluit hebben
genomen tot vaststelling van een hogere waarde is er geen beletsel aanwezig
om met de geprojecteerde woonbestemming in te stemmen, daar op dat moment
zal zijn voldaan aan doel en strekking van de Wet geluidhinder. Tegen deze
achtergrond achten wij het verantwoord het plan in die zin te wijzigen, dat
de desbetreffende percelen voor een woonfunctie kunnen worden aangewend,
zodat dit onderdeel van het bezwaar gegrond is te achten.
Ten aanzien van de overige gesuggereerde functies merken wij het volgende
op. Het toelaten van functies in de detailhandelssfeer komt ons op deze
lokatie niet juist voor. Een detailhandelsfunctie buiten de specifieke
winkelstraten zou - gelet ook op het oppervlak van bedoelde percelen - een
versnippering van het kernwinkelapparaat teweeg kunnen brengen, waardoor dit
'aan betekenis zal inboeten. Afgezien hiervan ontbreekt ter plaatse een ten
behoeve van een dergelijke functie adequate parkeervoorziening. Ook uit
verkeersoogpunt is een dergelijke functie niet wenselijk, indien de functies
van de Keizersgracht en de Kruisstraat in het wegenstelsel in aanmerking
worden genomen. Deze factoren in onderling verband gezien maken functies in
de detailhandelssfeer derhalve ter plaatse ongewenst. Wij achten het bezwaar
op dit onderdeel dan ook ongegrond.
II. Bezwaarschrift van de directeur van de Rijksgebouwendienst Directie Gro
ningen, Friesland en Drenthe van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruim
telijke Ordening en Milieubeheer te Groningen.
De bezwaren hebben betrekking op de volgende onderdelen:
ade grootte van het gebied met de bestemming "Bijzondere Doeleincen
Gevangenis (BD-G);
b. de op de plankaart aangegeven bebouwingsgrenzen;
c. het ontbreken van een bebouwingspercentage op de plankaart;
d. de in het plan aangegeven nok- en goothoogte van het gebouwencomplex;
e. het ontbreken van de mogelijkheid tot het oprichten van bebouwing vóór
het poortgebouw;
f. de bestemming "BD-G" dient over het gehele bij reclamant in eigendom
zijnde perceel te worden gelegd.
- 3 -
ad a en f:
Ten aanzien van de eigendomssituatie wijzen wij erop, dat de gracht ten
westen en een deel van de gracht ten zuid-oosten van het gevangeniscomplex
reclamant in eigendom toebehoort. Op deze perceelsgedeelten is niet de
bestemming "Bijzondere Doeleinden Gevangenis (BD-G)" gelegd doch de
bestemming "Water". Het ontmoet onzerzijds geen bezwaar om de bestemming
"Water" gelegd op de zuid-oostelijk perceelsgedeelte te wijzigen in de
bestemming "Bijzondere Doeleinden Gevangenis (BD-G)". De gracht ten westen
van het complex vormt samen met de brug en het poortgebouw een zo waardevol
stedebouwkundig element dat continuering ervan is gewaarborgd door middel
van het leggen van de bestemming "Water" hierop.
Wij tekenen hierbij aan, dat U in het kader van de behandeling van het rap
port van de Commissie Monumentale Architectuur van mei 1978, reeds hebt
besloten dat dit pand in aanmerking komt voor de kwalificatie "beschermd
monument". Wij achten dit bezwaar deels gegrond en deels ongegrond.
ad b:
In het ter inzage gelegde plan vinden de bebouwingsgrenzen nauwe aansluiting
bij de op het terrein gerealiseerde bebouwing, zulks met het oog op het con
serverende karakter van deze bestemming. Inmiddels zijn de inzichten met
betrekking tot het gevangeniscomplex in die zin gewijzigd, dat dit complex
wordt gerenoveerd en door middel van nieuwbouw zal worden uitgebreid. Wij
achten een aanpassing van de bebouwingsgrens zoals op de te wijzigen
plankaart is aangeduid uit stedebouwkundig oogpunt acceptabel. Teneinde de
van het complex deel uitmakende omwalling als element van het grachten
patroon tot uitdrukking te laten blijven komen, achten wij de door reclamant
aangedragen begrenzing niet acceptabel. Wij achten dit bezwaar deels gegrond
en deels ongegrond.
ad c:
In verband met de voorgestelde verruiming van de bebouwingsgrenzen doet zich
de noodzaak voor dat ten behoeve van het bouwperceel een bebouwingspercen
tage wordt vastgesteld om te voorkomen dat dit perceel volledig kan worden
bebouwd. Gelet op de aard van de toegelaten bebouwing en situering van het
perceel achten wij een bebouwingspercentage van 70$ verantwoord. Wij achten
het bezwaar op dit onderdeel gegrond.
ad d:
De maximale goot- en nokhoogte is gerelateerd aan de aanwezige bebouwing.
Met het oog op de (ver)bouwplannen van reclamant menen wij dat het uit ste
debouwkundig oogpunt verantwoord is de nokhoogten te differentiëren. Langs
de zuid- en oostgracht achten wij een nokhoogte van 20 meter en langs de
noord-en westgevel een nokhoogte van 15 meter acceptabel, exclusief een
vrijstellingsmarge van 10%Vanwege het massale karakter dat een bebouwing
over de gehele linie met een hoogte van 22.50 meter, zoals door reclamant
wordt voorgesteld, te zien zou geven, achten wij de aangebrachte nuancering
meer op haar plaats, temeer indien de relatie met het smalle profiel van de
Keizersgracht in aanmerking wordt genomen. Wij achten dit bezwaar ongegrond.