Leasing van bedrijfsmiddelen.
Bijlage no. 438 Leeuwarden, 20 november 1986.
Aan de Gemeenteraad.
1. Leasing als methode van ter beschikkingstelling en financiering van
bedrijfsmiddelen is in het bedrijfsleven reeds geruime tijd aanvaard als een
bruikbaar financieringsinstrument, naast de meer traditionele financierings-
vormen. In de non-profitsector daarentegen is pas sinds kort sprake van een
serieuze belangstelling voor leasing. Deze belangstelling kan in belangrijke
mate worden verklaard door de op 16 januari 1985 doorgevoerde wijziging in
de Wet op de investeringsrekening, waardoor leasing voor non-profitinstel-
lingen aanmerkelijk aan waarde heeft gewonnen. Deze wetswijziging hield
namelijk in dat, met terugwerkende kracht tot 1 januari 1984, de uitsluiting
van W.I.R.-premie voor bedrijfsmiddelen die ter beschikking worden gesteld
aan niet-vennootschapsbelastingplichtige lichamen kwam te vervallen (met
uitzondering van onroerende goederen). Dit betekent dat overheidsorganisa
ties en andere non-profitinstellingenwelke zelf in het algemeen geen
aanspraak kunnen maken op W.I.R.-premie, via het afsluiten van leasecontrac
ten toch van de W.I.R.-faciliteiten kunnen profiteren, indien de door de
leasemaatschappijen te claimen premies worden doorberekend in de leaseter
mijnen.
Het een en ander betekent dat, zoals in het navolgende nader zal worden
uiteengezet, door middel van leasing een niet onbelangrijk financieel voor
deel kan worden gerealiseerd ten opzichte van rechtstreekse koop.
2. Leasing betreft al die contracten waarbij de contractpartijen, uitgaande van
een bepaald verband tussen de contractduur en de economische bruikbaarheids-
duur van het object, overeenkomen dat de ene partij (de lessor), zonder
afstand te doen van de juridische eigendom, zich verplicht het genot van een
zelfstandig object aan de andere partij (de lessee) af te staan en deze
laatste zich verplicht tot een adequate vergoeding voor het genot, zonder
daarbij primair het oogmerk te hebben de juridische eigendom te verwerven.
Aan de bovenstaande definitie kan nog worden toegevoegd dat voor de lessee
veelal de mogelijkheid aanwezig is om na afloop van de lease-overeenkomst
het goed in eigendom over te nemen op grond van een vooraf aan hem verleende
koopoptie, dan wel de lease te continueren, krachtens een vooraf toegekende
"verlengingsoptie"
Er kunnen twee hoofdvormen van leasing worden onderscheiden, te weten finan
ciële leasing en operationele leasing.
Het belangrijkste onderscheid tussen deze twee vormen van leasing betreft de
verdeling van het economisch risico tussen lessor en lessee. Bij financiële
leasing berust dit risico bij de lessee, daar overeenkomsten van deze aard
in beginsel niet opzegbaar zijn en de duur van de overeenkomst veelal gelijk
is aan de geschatte economische levensduur van het goed. Bij operationele
leasing daarentegen komt het grootste deel van het economisch risico ten
laste van de lessor, hetzij omdat de overeenkomst opzegbaar is, hetzij omdat
de duur van de overeenkomst korter is dan de geschatte economische levens
duur van het goed
Aangezien het eerder genoemde W.I.R.-voordeel van leasing voor non-profit-
instellingen alleen gerealiseerd kan worden indien het economisch risico met
betrekking tot het leaseobject in belangrijke mate ten laste komt van de
lessor, is financiële leasing in het onderhavige kader niet relevant.