- 2 -
De kwantitatieve woningbehoefte.
Op basis van de thans geldende taakstelling is in 1985 een herberekening gemaakt
van de gewenste woningproduktieUitgaande van de taakstelling is berekend, dat
voor de groei van de bevolking 768 woningen per jaar nodig zijn. Dit aantal is
in de planningslij sten verlaagd tot 720 woningen per jaar, omdat verwacht mag
worden dat met het groeien van de bevolking bij effectuering van de taakstelling
de gemiddelde huishoudensgrootte enigszins zal stijgen. Hierdoor zijn per saldo
minder woningen nodig bij de bevolkingsomvang in 1990.
De totale gewenste woningproduktie is berekend op 875 woningen per jaar, waarbij
naast de 720 woningen voor de bevolkingsgroei 80 woningen per jaar nodig zijn
voor de vervanging van verloren gegane woonruimte en 75 woningen per jaar voor
het inlopen van het woningtekort. Deze gegevens zijn verwerkt in blad I van de
planningslijsten.
De Provinciale Commissie voor de Volkshuisvesting heeft op 11 juni 1986 de
voorlopige contingenten voor de jaren 1987, 1988 en 1989 aan de gemeenten in
Friesland bekend gemaakt. Leeuwarden mag rekenen op de toewijzing van een con
tingent (exclusief de premie-C en D-regeling) voor deze jaren 535, 582 en 600
woningen. Deze toewijzing is gebaseerd op het bodemcontingent van 16^ van het
friese contingent exclusief de premie-C en D-woningen.
Op basis van deze contingenten is de taakstelling niet realiseerbaar en loopt
het woningtekort op. Wij hebben ter vergelijking een trendprognose gemaakt van
de omvang van bevolking en woningbehoefte rekening houdend met een gemiddeld
contingent van 620 woningen. Deze trendprognose leidt tot de conclusie dat als
gevolg van een stagnatie in de bevolkingsgroei een evenwicht van de woningmarkt
binnen enkele jaren zou kunnen optreden.
De hierop betrekking hebbende stukken zijn voor U ter inzage gelegd.
Gezien het vorenstaande blijft het noodzakelijk dat aan de randvoorwaarden voor
een juiste vervulling van de rol als stadsgewest op het terrein van de bevol
kingsgroei en -spreiding wordt voldaan. Dit betekent dat met name vanuit het
beleid van de provincie voldoende waarborgen dienen te worden geschapen voor de
realisatie van een groeitaak.
Derhalve zullen wij bij de provincie blijven aandringen op de toewijzing van een
voldoende contingent als onderdeel van het beleid ten aanzien van Leeuwarden als
stadsgewest.
De kwalitatieve woningbehoefte.
Uit de waargenomen vraag- en aanbodsituatie in het woningbehoefte-onderzoek in
1984 kunnen een aantal belangrijke saldotekorten aan woningen worden afgeleid.
De woningtekorten, waar geen bruikbaar aanbod uit doorstroming tegenover staat,
zijn in de programmering verwerkt.
De overschotten, die ook na doorstroming waarneembaar blijven, zullen t.z.t. in
deelnota's met betrekking tot het woningvoorraad- en het woonruimteverdelings-
beleid'aan de orde worden gesteld. De overschotten betreffen in hoofdzaak gesta
pelde grotere huurwoningen in de relatief goedkopere prijsklasse.
In de nog niet afgeronde kwantitatieve woningbehoeftebepaling, zal de feitelijke
behoefte aan woningen preciezer worden bepaald.
- 3 -
Hoewel de ingeschreven woningzoekenden in het woningbehoefte-onderzoek een
representatief beeld gaven van kwalitatieve woningbehoefte, kan de registratie
van woningzoekenden geen bruikbare informatie opleveren over de mate waarin de
woningbehoefte wordt bevredigd. De inschrijvingen en de toewijzingen geven geen
betrouwbaar beeld van de noodzaak tot verhuizen, noch van het woningbehoef
tepatroon.
In het kader van de evaluatie van het woonruimteverdelingssysteem zal hieraan
aandacht worden besteed.
Een en ander hangt samen met de verschillen in motieven bij inschrijving, het
afhandelingstempo en de urgentiebepaling.
Om een goed inzicht in de feitelijke behoeftebevrediging te krijgen is een
herhaling van het kwalitatieve woningbehoefte-onderzoek noodzakelijk. Ook de
uitkomsten van het dit jaar te houden migratie-onderzoek leveren hiervoor "bruik
bare informatie. Wij streven ernaar om zo mogelijk een tweede onderzoek naar de
kwalitatieve woningbehoefte te combineren met de inkomsten van het migratie-
onderzoek.
Hierbij dient tevens een verbinding gelegd te worden met de gerealiseerde en
geplande woningproduktie. De gegevens hieromtrent kunnen in 1988 ten behoeve van
de planning en programmering beschikbaar zijn.
Gezien de navolgende trends in de ontwikkeling van de woningbehoefte hebben wij
gemeend de programmering te moeten bijstellen.
1. Door de aanzienlijke daling van de hypotheekrente stijgt de vraag naar koop
woningen over de gehele breedte van prijsklassen.
2. De vraag naar met name de dure huurwoningen loopt snel terug als gevolg van
de verschuiving ten gunste van de koopsector en de toenemende druk van de
woonlasten. De effecten hiervan zullen zich met name kunnen gaan mani
festeren in de sociale huursector, waar de doorstroming naar de duurste
huurwoningen stagneert
3. De institutionele beleggers stellen zich momenteel terughoudend op bij
de bouw van woningen in de huursector. In de koopsector zijn deze echter wei
actief, zoals mag blijken uit de Loon-Vast-Hypotheek van het P.G.G.M. en de
uitbreiding van de hypotheeksector bij het A.B.P.
Tegen het licht van bovenstaande informatie hebben wij de volgende conclusies
getrokken ten aanzien van de programmering:
1Een inkrimping van het programma voor de bouw van premiehuur-
beleggerswoningen ten gunste van de bouw van sociale huurwoningen wordt
onontkoombaar
2. Een verhoging van produktie aan vrije-sector-woningen is nu realistisch en
wenselijk in verband met de afzet van grond.
3. Het programma aan premiewoningen met subsidies conform de premie-A, B, C en
D-regeling kan enigszins worden gewijzigd ten gunste van de premie-C en D-
categorie.