- 20 -
bij werving, aanstelling, opleiding en promotie.
Daarnaast werd het non-discriminatiebeginsel op grond van sekse vastge
legd in de Grondwet en in internationale regelgeving.
Hoewel in dit opzicht een aantal positieve ontwikkelingen is te melden,
blijven er nog tal van knelpunten over. Alhoewel het percentage vrouwen
dat buitenshuis betaald werk verricht toegenomen is (tussen 1971 en
1981 werd een toename geregistreerd van 30 naar 38) en dat van de ge
huwde vrouwen nog meer (van 17 naar 33), kwam deze groei vooral via
deeltijdarbeid tot stand. Het totale arbeidsvolume (waarbij deeltijd
functies omgerekend zijn naar full-time functies) van vrouwen steeg in
die jaren nauwelijks. Evenmin als het aantal sectoren waarin vrouwen
actief zijn, noch hun deelname op hogere functie- en salarisniveaus.
Daarnaast heeft de toegenomen deelname van vrouwen aan betaalde arbeid
nog nauwelijks geleid tot een groter aandeel van de mannelijke partner
in het huishouden en de opvoeding van kinderen. Pleidooien voor rol
doorbreking en opheffing van de scheiding tussen "mannen-" en "vrouwen
beroepen" hebben vooralsnog voornamelijk een eenzijdig effect gehad:
het aantal mannen in de zogeheten "vrouwenberoepen" neemt toe terwijl
zij ook nog in die beroepen voornamelijk hogere functies gaan bekleden.
Met de verruiming van de mogelijkheden van vrouwen om zich maatschap
pelijk te bewegen is hun zelfbewustzijn en zelfstandigheid toegenomen.
Tegelijkertijd zijn ook de beperkingen van die vrijheid beter zichtbaar
geworden zoals deze onder meer blijken uit vormen van sexueel geweld.
Binnen het beleid van de rijksoverheid en dat op gemeentelijk niveau
krijgt de sociaal-economische zelfstandigheid van de vrouw een steeds
zwaarder accent. Gaandeweg begint het idee post te vatten dat, mede
door de mate waarin de bevolking vergrijst en ontgroent, het van groot
belang is om het potentieel aan talenten zo optimaal mogelijk te ge
bruiken. Daartoe behoort ook de inzet van vrouwen. Steeds meer bedrij
ven ontwikkelen met succes programma's om het aandeel van vrouwelijke
werknemers op alle functieniveaus te vergroten. Ook op gemeentelijk
niveau hebben wij met de invoering van het voldoende-geschikt
heidscriterium bij de werving en selectie van nieuw vrouwelijk perso
neel en de daarbij behorende procedurele vormgeving van deze beleids
lijn neergelegd in de Nota Werving en Selectie, een belangrijke stap in
de bovengeschetste ontwikkeling gedaan.
Daarnaast is op het terrein van het personeelsbeleid een aantal andere
ontwikkelingen in gang gezet waarvoor wij kortheidshalve verwijzen naar
hoofdstuk II, hoofdfunctie 0.
Zoals reeds in het vorige beleidsplan werd aangekondigd is een start
gemaakt met het ontwikkelen van een emancipatoir ruimtelijke ordening
en volkshuisvestingsbeleid. In verband met de aanwezige ambtelijke ca
paciteit op de desbetreffende afdeling kan nog niet een daadwerkelijk
begin worden gemaakt met het opstellen van de Deelnota Emancipatie en
Ruimtelijk Beleid.
Als één van de in dit kader belangrijke onderwerpen komt de sociale
veiligheid aan de orde. In de tussenliggende periode is een onderzoek
gestart naar de sociale (on)veiligheid voor vrouwen in de openbare
ruimte binnen de gemeente Leeuwarden. Het onderzoek levert gegevens op
over de zogenoemde objectieve en subjectieve aspecten van onveiligheid.
Dat wil zeggen over respectievelijk het daadwerkelijk voorkomen van
- 21 -
(sexueel) geweld tegen vrouwen in de openbare ruimte in Leeuwarden en
over de onveiligheidsgevoelens van vrouwen in relatie daarmee.
De uitkomsten van het onderzoek kunnen als basis dienen voor concrete
ruimtelijke maatregelen ter vermindering van (sexueel) geweld (tegen
vrouwen) buitenshuis.
Ook kunnen deze uitkomsten van waarde zijn voor de te ontwikkelen
Deelnota Bestrijding Sexueel Geweld waarmee inmiddels een begin is ge
maakt. Ten einde te zijner tijd concrete maatregelen te kunnen uit
voeren, hebben wij gemeend met ingang van 1989 daartoe een bedrag van
f 25.000,te moeten reserveren.
Naast de reeds genoemde terreinen van het gemeentelijk beleid zal
emancipatie aandacht krijgen in het voorlichtingsbeleid. In de binnen
kort te verschijnen Nota Voorlichting zal aan voorlichting in relatie
tot het emancipatiebeleid afzonderlijk aandacht worden besteed.
Op basis van een nog in 1987 te ontwikkelen evaluatierapport inzake de
ombudsfunctie zullen wij ons beraden op de vraag of en op welke wijze
de ombudsfunctie voor vrouwen gecontinueerd moet worden.
In het kader van het Vrouwenwerkplan is gedurende het jaar 1987 op de
afdeling Onderwijs een beleidsmedewerkster aangesteld ten behoeve van
de uitvoering van de door de Raad vastgestelde Deelnota Onderwijs-
Emancipatie en de integratie van het emancipatiebeleid in het gemeen
telijk onderwijsbeleid.
Gezien de grote hoeveelheid beleidsvoornemens die op grond van voor
noemde nota tot uitvoering moeten worden gebracht en de tijd en mens
kracht die met de voorbereiding, besluitvorming en inplementatie van
deze beleidsmaatregelen is gemoeid, is het onmogelijk dat dit door de
voor het jaar 1987 aangestelde tijdelijke medewerkster wordt voltooid,
dan wel daarna door de andere medewerk(st)ers van de afdeling Onderwijs
wordt overgenomen.
Wil er van een serieuze invulling van de door de Raad vastgestelde be
leidsvoornemens iets terecht komen, dan is inzet van extra menskracht
onontbeerlijk. Daarom wordt voorgesteld middelen beschikbaar te stellen
voor de aanstelling gedurende 3 jaar van een beleidsmedewerkster op
h.b.o.-niveau met zo mogelijk onderwijskundige scholing en/of onder
wijservaring voor 30 uur per week. De geraamde kosten hiervan bedragen
f 48.000,per jaar gedurende drie jaar.
1.6 Algemeen gemeentelijk personeelsbeleid.
De nog immer aanwezige noodzaak tot herwaardering (vgl. aanvullende
herwaarderingsoperatie 1987-1991), gecombineerd met de problemen om
bepaalde functies op vitale plaatsen in de organisatie te vervullen,
leidt tot een nog steeds toenemende werkdruk. Zowel de kwaliteit als de
kwantiteit van de beleidsvoorbereiding en de dienstverlening aan bur
gers, bedrijfsleven en instellingen staan als gevolg hiervan onder
druk.
Het opgestarte organisatieveranderingsproces zal ons meer inzicht
moeten verschaffen omtrent de taken en de omvang daarvan, die vervuld
moeten worden. Naast de organisatie(structuur)veranderingen die nodig
zijn, zal ook een cultuurverandering tot stand moeten worden gebracht.
Deze cultuurverandering achten wij onmisbaar voor het uiteindelijk
realiseren van alle doelstellingen van het organisatieveranderings-