- 76 -
611.05 Overige werkgelegenheid,
a_Werk. 1 oo£heid_ en_w«leg£l^genheijd
Eind april 1987 bedroeg het aantal werklozen in de gemeente Leeuwarden
7.018 personen (4.464 mannen en 2.554 vrouwen).
Eind april 1986 waren 6.168 personen werkloos, hetgeen betekent dat er
een omslag is gekomen in de absolute werkloosheidsdaling van de laatste
2 jaar in de gemeente Leeuwarden. Ook het rayon Leeuwarden toont een
flinke stijging van de werkloosheid: 20,6% in april 1987 ten opzichte
van 17,6% in april 1986. In Friesland is de werkloosheid eveneens, zij
het minder sterk, gestegen, van 16,8% in april 1986 naar 17,1% in april
1987. In Nederland is daarentegen sprake van een daling van de werk
loosheid, namelijk van 14,4% in april 1986 naar 13,7% in april 1987.
Bij deze ontwikkeling kan het volgende worden opgemerkt:
- De regionale component is in de periode van april 1986 tot april
1987 zowel in rayon Leeuwarden als in Friesland sterk gestegen, van
respectievelijk 3,2 en 2,4 naar 6,9 en 3,4.
- Het aantal werkloze mannen is in de gemeente Leeuwarden tussen april
1986 en april 1987 gestegen van 3.950 tot 4.464. Ook in rayon
Leeuwarden deed zich een stijging van de werkloosheid onder mannen
voor in dezelfde periode, namelijk van 16,6% tot 18,8%. In Friesland
en Nederland is de werkloosheid onder mannen in de desbetreffende
periode gedaald van respectievelijk 16,3% en 13,4% naar 15,8% en
12,5%.
In de gemeente Leeuwarden, het rayon Leeuwarden en de provincie
Friesland is de werkloosheid onder vrouwen toegenomen; landelijk is
het aantal werkloze vrouwen iets gedaald.
- Het gemiddelde werkloosheidspercentage in de gemeente Leeuwarden
wordt voor april 1987 geschat op circa 25 ten opzichte van 23 in
april 1986.
De in 1985 ingezette stijging van de werkgelegenheid in de gemeente
Leeuwarden heeft zich in 1986 versterkt voortgezet. Het aantal ar
beidsplaatsen steeg van 41.322 in 1985 tot 42.931 in 1986, dat wil
zeggen een toename van 1.609. Opmerkelijk is, dat zich in alle be
drijfstakken in de gemeente Leeuwarden een stijging heeft voorgedaan.
De grootste toenames hebben zich voltrokken in de bedrijfstakken
"bank- en verzekeringswezen, zakelijke dienstverlening" 486),
"overige dienstverlening" 340), "bouwnijverheid en -installatiebe
drijven" 259), "landbouw en visserij" 192) en "industrie"
185).
Aangezien echter de groei van de vraag naar arbeid achterblijft bij de
groei van het aanbod van arbeid, stijgt per saldo de omvang van de
werkloosheid. Deze stijging geeft, zeker gezien de landelijke ontwik
kelingen, alle reden tot het onverminderd stimuleren van de werkge
legenheid en het terugdringen van de werkloosheid.
- 77 -
_b. _Werkgelegenheldsbeleixi
Evenals voorgaande jaren blijven onze inspanningen onverminderd gericht
op het effectueren van het werkgelegenheidsbeleid, één van onze drie
hoofdprioriteiten. Wij baseren ons hierbij op de uitgangspunten zoals
neergelegd in de door U op 7 januari 1985 vastgestelde Nota Werkge
legenheid en op het Collegeprogram 1986-1990.
Over de concretisering ervan in de vorm van voorgenomen maatregelen en
activiteiten bent U reeds geïnformeerd door middel van de activitei-
tenprogranmas 1985, 1986 en 1987.
Op een aantal beleidsvoornemens, die ook reeds in het Aktiviteiten-
program 1987 zijn vermeld, wordt hieronder nader ingegaan.
He_t Jeugdwerkp^ari.
Zoals bekend, is de eerste fase van het gemeentelijk Jeugdwerkplan eind
1986 beëindigd en geëvalueerd.
Inmiddels is vanaf circa augustus 1986 de tweede fase van het plan van
start gegaan: het Leerwerkplaatsenplan. Dit plan houdt in dat voor een
periode van twee jaar vier additionele leerwerkplaatsen worden gecre-
eerd, waaraan een tweejarige opleiding tot gemeente-ambtenaar is ver
bonden. Uit een tussentijdse evaluatie blijkt dat zowel deelnemers als
begeleiders in het algemeen positief zijn over de gang van zaken, zodat
het plan zonder essentiële bijstellingen wordt voortgezet.
De uitkomsten van de evaluatie van het Werkoriëntatieplaatsenplan,
alsmede de stand van zaken met betrekking tot de omvang van de jeugd
werkloosheid, bepleiten continuering van het project. Landelijke ont
wikkelingen betreffende de uitvoering van een jeugdwerkgarantieplan,
waren echter reden tot enige terughoudendheid. Dit laatste onder meer
vanwege in vrij brede kring naar voren gebrachte kritiekpunten op het
door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepresenteerde
Jeugdwerkgarantieplan. Een en ander is voor U aanleiding geweest om in
Uw vergadering van 9 juni 1987 te besluiten via de VNG op de volgende
wijzigingen aan te dringen:
geen verplichting tot deelname;
volledige loonkostenvergoeding door het Rijk op basis van een gang
bare inschaling;
- voldoende aanvullende financiële middelen om te kunnen voorzien in
een zo goed mogelijke koppeling tussen arbeid en scholing;
- er dienen vergelijkbare banen in de marktsector te worden gecreëerd.
Inmiddels is, in afwachting van de inwerkingtreding van het landelijk
Jeugdwerkgarantieplan, door de minister de Tijdelijke Voorziening Ge
meentelijke Werkgelegenheidsinitiatieven afgekondigd (TVJ). Van de
hoofdpunten van deze regeling bent U in kennis gesteld. Globaal kan
deze regeling worden beschouwd als een voorloper van het Jeugdwerkga
rantieplan met één essentiële afwijking: in de TVJ vindt deelname van
de jongeren plaats op basis van vrijwilligheid. Met name dit laatste is
voor ons aanleiding geweest om in het kader van deze regeling een plan
in te dienen bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
gericht op het creëren van 85 arbeidsplaatsen in de gemeente Leeuwar-