-6-
2. Bij een gemiddelde toename van 355 huishoudens per jaar is een
contingent van 450 woningen in 1988 tot 400 woningen in 1992 benodigd.
Alleen deze omvang van de contingenten leidt tot de gewenste groei van
de bevolking. Lagere aantallen leiden tot een aantasting van de reeds
neerwaarts bijgestelde taakstellling voor de groei van het aantal
inwoners tot 86.470 in 1995.
3. Het saldo van de woningproduktie leidt tot een daling van het
woningtekort van 935 in 1987 tot 402 in 1992. Dit tekort zal
hoofdzakelijk warden veroorzaakt door de woningbehoefte van jongere
starters zonder een woning en langer ingeschreven dan 6 maanden. Wij
achten een aantal woningzoekenden van deze omvang acceptabel gelet op
het totaal van het aantal woningzoekenden (momenteel ca. 4000
ingeschrevenen)
4. De gewenste omvang van de woningvoorraad in 1990 is als gevolg van
een hogere verwachting ten aanzien van het aantal huishoudens groter
dan de provinciale berekening. Rekening houdend met de onttrekking van
woningen en een zich niet wijzigende leegstand is in 1990 een
woningvoorraad van 38.412 benodigd voor de huisvesting van 37.842
huishoudens.
5. De berekende kwantitatieve woningbehoefte sluit aan op de
uitgangspunten, die gelden in het beleidsplan voor de periode
1987-1991. Aan het eind van deze periode is in het huidige beleidsplan
een bevolkingsomvang voorzien van 88.575 inwoners per 1 januari 1991.
De woningvoorraad is daarbij geraamd op 38,550 woningen. De bij de
taakstelling passende prognose resulteert in een aantal van 38.832
woningen per genoemde datum.
6. De stijging van het aantal huishoudens is gemiddeld over de
planperiode. Het werkelijke verloop is echter zodanig, dat aan het eind
van de planperiode met een aanzienlijke daling van de jaarlijkse
toename van het aantal woningbehoevende huishoudens rekening moet
worden gehouden. Na 1992 zal de groei van het aantal huishoudens zijn
teruggelopen tot ca. 150 huishoudens per jaar. Dit is een gevolg van
het tot stilstand komen van de gezinsverdunning, die momentel nog
onverminderd doorgaat. Het moet niet worden uitgesloten, dat de
bevolkingsgroei na 1995 langzaam tot stilstand zal komen.
Gewenste omvang van de contingenten.
Op basis van de hiervoor reeds besproken berekeningen is het mogelijk
de gewenste omvang van de contingenten gesubsidiëerde woningbouw te
bepalen. Deze bepaling is echter voorlopig omdat de uitkomsten van het
kwantitatief woningbehoefte-onderzoek nog niet zijn vastgesteld.
Wij gaan er vanuit, dat voor het komende jaar deze bepaling een
voldoende basis biedt voor het te voeren beleid.
GEWENSTE CONTINGENTEN
1988
1989
1990
450
450
425
-7-
1991
1992
400
400
De gewenste omvang van de contingenten is gerelateerd aan de
ontwikkeling van de bevolking en het aantal woningbehoevende
huishoudens tot 1995. De thans berekende omvang is daarmee in
overeenstemming. Voor de periode na 1995 wordt een aanzienlijke
bijstelling verwacht. Na het jaar 2000 zal rekening moeten worden
gehouden met een stagnerende bevolkings- en huishoudensontwikkeling.
Kwalitatieve woningbehoefte.
Op basis van het kwalitatief woningbehoefte-onderzoek, dat in 1984 is
gehouden, is in 1985 en 1986 de gewenste woningdifferentiatie van de
nieuwbouw bepaald. Omdat op dit moment het kwantitatief woningbehoefte
onderzoek nog niet geheel is afgerond en vastgesteld, wordt vooralsnog
dezelfde differentiatie van de voorgaande jaren aangehouden. Er is
echter een opmerkelijke verschijnsel, waardoor de kwalitatieve
woningbehoefte toch enige herinterpretatie behoeft. In 1986 is voor
ruim 60 ongesubsidieerde woningen een bouwvergunning afgegeven. De
opleving van de vrije sector wordt op basis van de verwachtingen
omtrent ondermeer de rentestand als sructureel beschouwd. In de
berekening van de kwantitatieve woningbehoefte is deze trend verwerkt,
waarbij is uitgegaan van een produktie van 50 woningen per jaar.
Voor de toelichting en onderbouwing van de kwalitatieve woningbehoefte
wordt verwezen naar de raadsbrief inzake de planning en programmering
uit 1986. Deze raadsbrief is bij de bijlagen voor u ter inzage gelegd.
Rekening houdend met voornoemde wijziging m. b.t. de vrije sector wordt
de onderstaande verdeling van de contingenten voorgesteld.
KWALITATIEVE WONINGBEHOEFTE NAAR SUBSIDIECATEGORIE
1988/89
1990
1991/92
sociale huursector
60%
270
255
240
premiehuur beleggers
15%
67
63
60
premie-A
13%
59
55
52
premie-B
6%
27
26
24
premie-C+D
6%
27
26
24
(sub)totaal contingent
100%
450
425
400
vrije sector
50
50
50
TOTAAL
500
475
450
uitwisselbaar met premie-A.
De in het vorig jaar aangebrachte verhoging van het aandeel van de
premiekoopsectoren wordt gehandhaafd. In verband met de teruglopende