Memorie van toelichting op de Regeling Regio Noord-Friesland.
Algemene toelichting
Verlengd lokaal bestuur is in Friesland geen nieuw begrip. Reeds in
1978 verscheen in het kader van het overleg van het bestuur van de
Vereniging van Friese Gemeenten met de vijf bestuurlijke regio's over
de voortgang van de regionalisatie de discussienota "Taken van het
verlengd lokaal bestuur". Leidraad voor deze nota vormde het
overzicht van die gemeentelijke taken, die volgens opgaaf van de
regio's voor plaatsing in regionale kaders in aanmerking zouden komen.
Avant la lettxe hebben de gemeenten in Friesland zo een oplossing
gevonden voor de problematiek van het regionale gat. Voor de oude
regio's Noord en Noordoost veranderde er door de nieuwe Wet
gemeenschappelijke regelingen (WGR) dan ook niet zo veel. Er is met
name een grotere regio gekomen. Dit komt ook tot uitdrukking in deze
gemeenschappelijke regeling. De takenpakketten - zowel wat de
doetaken als de advisering betreft - van Noord en Noordoost kenden
geen noemenswaardige verschillen. De nieuwe regeling gaat dan ook
niet verder dan die reeds bestaande takenpakketten, dat wil dus
zeggen een overdracht van een beperkt aantal doetaken van technische
aard. Het streven is er op gericht eerst te komen tot een nieuwe
homogene regio. Onderwijl zal er een discussie komen over de nog
bestaande regiogrenzenover- en onderschrijdende gemeenschappelijke
regelingen.
De WGR stelt de bundeling van gemeenschappelijke regelingen als
richtlijn voor de gemeenten binnen een samenwerkingsgebied. Alleen
op grond van aard en schaal mogen gedeputeerde staten een afwijking
van dit principe goedkeuren. Integratie wordt aanbevolen. Aan het
beantwoorden van de vraag naar bundeling of integratie gaat een meer
principiële vraag vooraf. Bij gemeenschappelijke regelingen gaat het
om gemeentelijke taken, hetzij autonome hetzij in medebewind. Er
dient derhalve naar gestreefd te worden, dat de gemeenten zoveel
mogelijk taken zelfstandig blijven uitvoeren. Bij de keuze voor
gezamenlijke uitvoering moet daarom worden aangetoond, dat de
dienstverlening aan de burger door een gezamenlijke uitvoering wordt
verbeterd dan wel de doelmatigheid door gezamenlijke aanpak wordt
verhoogd. Indien dit is aangetoond, rijst de vraag, of die taken
gebundeld moeten worden dan wel geïntegreerd. Beide mogelijkheden