2
1.364.335,behoeven van gemeentewege geen aanvullende finan
ciële middelen beschikbaar te worden gesteld.
Ten opzichte van 1988 (rijksbudget 1.541.702,--) zou het budget
met ruim 340.000,-- worden teruggebracht tot 1,2 miljoen.
Blijkens van de rijksinspectie verkregen informatie is het met
ingang van 1989 niet langer mogelijk, niet ten behoeve van de
basiseducatie bestede ontvangen rijksvergoeding te reserveren voor
latere jaren. Om die reden kan het in het kader van de Herwaarde
ring 1987-1991 vastgestelde noodzakelijk budget - zolang de rijks
vergoeding het bedrag van 1,2 miljoen te boven gaat - worden
bepaald op het bedrag van de rijksvergoeding. Een en ander bete
kent, dat het budget voor 1989 ten opzichte van 1988 met
177.367,-- wordt teruggebracht tot 1.364.335,--.
In de bij het ontwerp-programma 1989 behorende bijlage is aangege
ven welke mogelijkheden de uitvoerende instelling voor Basiseduca
tie "Het Baken" ziet deze vermindering op te vangen. Inmiddels is
duidelijk geworden dat de minister niet voornemens is de systema
tiek van de verevening op korte termijn ter discussie te stellen.
Vooralsnog dient dus van de reeds voorziene daling van de rijksbij
drage te worden uitgegaan. Wij zullen de minister en de Vaste Ka
mercommissie opnieuw van onze bezwaren hieromtrent in kennis stel
len.
3Uitgangspunten voor de planning.
In de paragrafen 3.2 en 3.3 van het ontwerp-programma wordt in het
kort ingegaan op de uitgangspunten voor de planning. Daarbij gaat
het vooral om de vraag op welke wijze de gevolgen van de verevening
opgevangen kunnen worden.
Uit het ontwerp-programma blijkt dat de volgende oplossingen zijn
gevonden; overigens zal er van geleidelijke doorvoering sprake
zijn:
- beperking van de organisatiekosten;
- beperking van het werken met specifieke groepen, d.w.z. de
groepssamenstelling vindt plaats op basis van geformuleerde leer
vragen;
- beperking van het werken met etnische groepen; deze beperking
geldt alleen voor die deelnemers die in het land van herkomst een
hoge opleiding hebben gevolgd;
- geen deelname uit andere gemeenten.
Uiteraard zal ernaar gestreefd moeten worden de organisatiekosten
zo ver mogelijk te beperken; zowel de uitvoering van het werk als
de deelnemers zijn gebaat bij een zo efficiënt mogelijk werkende
organisatie
Ten aanzien van het beperken van het werken met specifieke groepen
merken wij het volgende op. In de jaarprogramma's 1987 en 1988
werden vijf groepen deelnemers onderscheiden, terwijl binnen die
vijf doelgroepen een verder onderscheid op o.a. basis van leerken-
merken werd aangebracht. Ook in de concept-nota over de Volwas
seneneducatie worden een aantal doelgroepen onderscheiden.
Wanneer vanuit dit onderscheid wordt gewerkt zou dit ertoe kunnen
leiden dat de groepsgrootte sterk varieert, afhankelijk van het
aantal deelnemers. Dat zou tot een minder efficiënt gebruik van
middelen kunnen leiden. Vanuit die gedachte kunnen wij ons vereni
gen met de opzet om de groepssamenstelling te baseren op de leer
vragen van de deelnemers. De evaluatie zal vervolgens moeten uit
wijzen of de belangen van de verschillende groepen deelnemers op
deze wijze voldoende aandacht krijgen. Zo niet, dan zal bijstelling
moeten plaatsvinden.
Voorts wordt voorgesteld het werken met leden van etnische groepen
te beperken; een beperking die alleen geldt voor die leden, die in
het land van herkomst een hoge opleiding hebben genoten. Daarbij
zal de intake-procedure moeten uitwijzen in hoeverre die opleiding
voor de Nederlandse samenleving nuttig isHet is goed denkbaar dat
er van tekorten op bepaalde gebieden, bijv. taalvaardigheid, sprake
is. Dergelijke tekorten zouden dan via andere vormingsmogelijkheden
moeten worden verholpen; gelet op de opzet van de basiseducatie is
het benutten van de mogelijkheden van de basiseducatie dan minder
voor de hand liggend.
Ten slotte wordt voorgesteld geen deelnemers van buiten de gemeente
meer toe te laten. De basiseducatie en de verevening van de budget
ten zijn mede gebaseerd op de gedachte dat deelnemers in de eigen
gemeente basiseducatie volgen; elke gemeente ontvangt daartoe een
deel van de rijksmiddelen. Het is echter niet ondenkbaar dat het
aanbod in bepaalde gemeenten, bijv. op grond van een groter budget
en breder deskundig personeel, diverser is samengesteld dan in
andere gemeenten. Dat zou bijv. kunnen gelden voor basiseducatie
voor leden van etnische groepen, waarbij vaak sprake is van speci
fieke leervragen. Naar onze mening zou een dergelijk specifiek
aanbod in principe open moeten staan voor deelnemers van buiten
onze gemeente, waarbij dan nader moet worden bekeken naar de wijze
waarop de omliggende gemeenten in de kosten van een en ander moeten
bijdragen. Voorts zal dit niet mogen leiden tot wachtlijsten voor
deelnemers uit Leeuwarden. Binnen Regio Noord wordt verder overleg
gepleegd over de mogelijkheden van regionale samenwerking. Wij
stellen U voor vooralsnog akkoord te gaan met het voorstel in 1989
geen nieuwe deelnemers van buiten Leeuwarden toe te laten (deelne
mers die in 1988 begonnen zijn kunnen hun programma afmaken) en in
1989 hierover aan de hand van de uitkomsten van het overleg over de
regionale samenwerking en de evaluatie van het programma 1988 nader
te beslissen.
Inhoud en organisatie van het aanbod.
Aandacht wordt besteed aan de noodzaak van voortdurende en gerichte
werving. Zoals ook in de concept-nota over de Volwasseneneducatie
wordt beschreven, is o.a. bij de voorlopers van de basiseducatie
gebleken dat de doelgroepen voor wie de voorlopers van de basisedu
catie bedoeld zijn moeilijk bereikbaar zijn. Aan de wervende/toe-
leidende activiteiten, die overigens een kortlopend karakter heb
ben, mag maximaal 10Z van het rijksbudget worden besteed. Voor een
deel wordt overigens gebruik gemaakt van vrijwilligers, waarbij
dus geen beroep wordt gedaan op de rijksmiddelen.
Bijzondere aandacht verdient ook de doorstroming vanuit de basis
educatie naar de beroepsgerichte educatie en het dag/avondonder
wijs. Met name de doorstroming naar de beroepsgerichte educatie
blijkt vaak problemen op te leveren.
Inmiddels wordt via overleg tussen Het Baken en de PBVE getracht in
deze situatie verbetering aan te brengen; op dit moment kan over de
uitkomsten van dit overleg geen uitsluitsel worden gegeven. Overi
gens pleit deze situatie naar onze mening voor een structurele
overlegsituatie tussen de uitvoerende instellingen die bij de ver
schillende vormen van de volwasseneneducatie betrokken zijn. Het
feit echter dat de planning van deze vormen op verschillende lokale