Ook gelet op het risico dat het van gemeentewege opruimen van honden
uitwerpselen leidt tot een zekere nonchalance bij de hondebezitters die
zich wel correct gedragen, is de laatstbedoelde aanpak minder gewenst.
Voorts is in dit verband van belang dat het verwijderen van hondenuit
werpselen door reinigingsmedewerkers naar ons oordeel alleen te overwe
gen is wanneer er middelen beschikbaar zijn om dergelijk werkzaamheden
op een uit hygiënisch en sociaal oogpunt acceptabele wijze te kunnen
verrichten
Momenteel is de Reinigingsdienst niet in het bezit van dergelijk ma
terieel. Wel is de dienst onlangs uitgerust met een veegmachine waarmee
onder andere trottoirs kunnen worden geveegd. Hoewel deze machine,
waarvoor u in uw vergadering van 15 februari 1988 een krediet van
f 233.300,-- beschikbaar hebt gesteld, niet speciaal is ontworpen voor
de verwijdering van hondepoep, mag van dit hulpmiddel een zekere bij
drage in de strijd tegen de hondenverontreiniging worden verwacht.
De aanschaf van specifiek materieel, zoals de eerdergenoemde caninette,
moet naar onze mening, naast de reeds genoemde redenen van meer princi
piële aard, tevens uit financiële overwegingen worden afgewezen. De kos
ten van het - op huurbasis - inzetten van de caninette bedragen mini
maal f 100.000,-- per jaar. De direkteur Dienst Reiniging gaat ervan
uit dat voor een adequate aanpak van het probleem tenminste twee van
deze machines nodig zijn. Daarbij moet worden opgemerkt dat deze
machines niet alle verontreinigde plekken kunnen bereiken.
III. Op grond van het voorgaande moge het duidelijk zijn dat wij de voorkeur
geven aan een "preventieve aanpak", dat wil zeggen een benadering die
in het teken staat van de voorkoming van hinderlijke hondenvervuiling.
Wij denken hierbij aan een pakket van maatregelen dat bestaat uit de
volgende hoofd-onderdelen:
A. Aanscherping van de terzake van belang zijnde bepalingen in de Algemene
Politieverordening
B. Intensivering van de controle op het gedrag van houders van honden, zo
mogelijk in combinatie met het consequent toepassen van sancties.
C. Aanwijzen "hondenuitlaatplaatsen"
D. Voorlichting.
Ad A - Wijziging A.P.V.
In de Algemene Politieverordening van Leeuwarden is reeds een aantal
bepalingen opgenomen ten aanzien van het voorkomen van hondenoverlast.
Deze bepalingen voor zover betrekking hebbend op het tegengaan van hon
denverontreiniging, kunnen als volgt worden samengevat.
Er geldt een aanlijngebod voor de gehele gemeente, met uitzondering van
parken en plantsoenen, waar honden - mits onder voldoende toezicht -los
mogen lopen (art. C.66).
De aanwezigheid van honden is niet toegestaan in gemeentelijke bloemper
ken, beplantingen of zandbakken en op openbare speelplaatsen en zonne-
of speelweiden (art C.66).
Burgemeester en Wethouders kunnen (bij openbare kennisgeving) overkapte
gedeelten van een weg of van een andere voor het publiek toegankelijke
plaats aanwijzen als lokaties waarop men zich niet met een hond mag be
vinden (art. C. 66-a)
De houder van een hond is verplicht te voorkomen, dat deze dat gedeelte
van een weg, dat uitsluitend of mede bestemd is voor het verkeer van
voetgangers, door uitwerpselen verontreinigt (art. C.67)
Wij achten het van belang dat in een aantal opzichten een "aanscher
ping" van de bovenstaande bepalingen wordt doorgevoerd.
In de eerste plaats denken wij hierbij aan een uitbreiding van een aan
lijngebod, door dit gebod ook van toepassing te verklaren op parken en
plantsoenen
Ten tweede verdient het naar onze mening aanbeveling in ruimere mate
dan thans het geval is de mogelijkheid open te stellen om locaties aan
te wijzen waar de aanwezigheid van honden verboden is. De reikwijdte
van het huidige artikel C66-a is in dit opzicht te beperkt. Dit artikel
heeft uitsluitend betrekking op overkapte weggedeelten en is in het ver
leden in de A.P.V. opgenomen om een halt toe te roepen aan hondenover
last in het winkelcentrum Bilgaard. Uiteraard kan een doorgangsverbod
voor personen met honden slechts selectief worden toegepast. Voorkomen
moet worden dat de bewegingsvrijheid van hondeneigenaren te drastisch
wordt ingeperkt. De gedachte gaat dan ook uit naar min of meer geïso
leerd gelegen straten die geen deel uitmaken van een doorgaande route.
Voor een voorlopige inventarisatie van de in aanmerking komende straten
wordt verwezen naar de voor u ter inzage gelegde stukken. De "verboden
straten" zullen door middel van borden zals zodanig herkenbaar worden
gemaakt.
Voorts achten wij het gewenst dat de redaktie van het huidige artikel
C67 dat de verontreiniging door hondenuitwerpselen strafbaar stelt, zo
danig wordt aangepast dat deze strafbaarheid eenduidig kan worden vast
gesteld en daardoor tevens een bredere basis krijgt. De thans geldende
bepaling biedt namelijk geen volledige duidelijkheid over de vraag of
het in deze bepaling vervatte verbod ook betrekking heeft op
bijvoorbeeld goten of wegbermen.
Wij zijn van mening dat het verbod op de verontreiniging door hondenuit
werpselen van toepassing moet zijn op de openbare weg in de ruimste be
tekenis van het woord, conform hetgeen is bepaald in artikel A I van de
A.P.V., met uitzondering van de goten. Deze uitzondering is gemaakt
daar de goot jarenlang vrij algemeen is aanvaard als plaats waar zulks
wel is toegestaan. In veel gevallen zullen goedwillende hondebezitters
hun huisdier daar ook op hebben getraind. Wanneer deze mogelijkheid zou
worden afgesneden, zou acceptatie van het nieuwe systeem ernstig worden
bemoeilijkt. Daar komt bij dat aan het gebruik van de goot geen con
creet nadeel is verbonden voor de meest betrokken categorie
weggebruikers, de voetgangers.
De door ons beoogde ruimere strafbaarstelling maakt het noodzakelijk
dat een uitsluiting van strafbaarheid wordt gegeven wanneer de hondebe-
zitter de uitwerpselen onmiddellijk zelf opruimt.
Het één en ander houdt in dat indien de door ons voorgestane A.P.V.-
wijziging van kracht wordt de hondebezitter in belangrijke mate gedwon
gen wordt om de uitwerpselen zelf te verwijderen. Het enige toegestane
alternatief hiervoor onder het nieuwe AP.V-regime zullen de goot en
de zogenaamde hondenuitlaatplaats zijn die in het navolgende nog worden
besproken. Inmiddels zijn door de Dienst Reiniging contacten gelegd met
exploitanten van dierenspeciaalzaken teneinde deze te bewegen
opruimmiddelen voor hondenuitwerpselen in hun assortiment op te nemen.
Voor de redaktionele wijziging van de A.P.V. die uit het bovenstaande
voortvloeit verwijzen wij naar het bijgevoegde concept-besluit.