2
verwijzen wij U naar de ter inzage gelegde stukken.
De adviezen en opmerkingen kunnen als volgt worden samengevat:
a. Uit de conclusie van de spreidingsnotitie blijkt dat een school die
op zichzelf beschouwd aan de wettelijke instandhoudingscriteria
voldoet zou moeten worden opgeheven.
b. Het derde criterium, namelijk de rol van de school in het landelijk
en/of lokaal onderwijsbeleid, wordt als een onevenredig zwaar en
subjectief criterium gezien.
c. De aanwezigheid van de Leeuwarder Montessorischool in de wijk Bil-
gaard zou een sterk negatieve invloed hebben op het aantal leerlin
gen van de Finne. Gezocht zou moeten worden naar een oplossing die
ervoor zorgt dat de Montessorischool uit de wijk Bilgaard ver
dwijnt, zodat de Finne weer levensvatbaar wordt. Deze oplossing zou
kunnen worden gerealiseerd door de Vosseburcht en de Leeuwerik-
school (beide scholen verkeren in de gevarenzone) te laten fuseren
en de Montessorischool te huisvesten in het gebouw van de Vosse
burcht.
Naar aanleiding van het bovenstaande merken wij het volgende op.
Ad a
De wettelijke regeling luidt dat indien een school, die gedurende een
drietal jaren minder leerlingen telt dan de instandhoudingsnorm aangeeft
(voor Leeuwarden 100 leerlingen), opgeheven dient te worden, tenzij de
school nodig wordt geacht om te voorzien in voldoende openbaar onder
wijs. Omdat de Finne de afgelopen jaren door meer dan 100 leerlingen is
bezocht, bestaat op dit moment geen wettelijke verplichting om deze
school op te heffen. In het kader van de overeenkomst tussen ons college
en Gedeputeerde Staten volgt echter dat tegenover de instandhouding van
de school in Lekkum (die op zichzelf beschouwd niet aan de wettelijke
instandhoudingscriteria voldoet) opheffing dient plaats te vinden van
een min of meer levensvatbare school.
Ad b.
Reeds gedurende een reeks van jaren is aan de Prof. Grewelschool het
project zorgverbreding verbonden, waaraan een aantal openbare basisscho
len uit onze gemeente deelneemt. Daarnaast zijn diverse beleidsnota's
vastgesteld, waarin het gemeentelijk beleid op het terrein van het on
derwijs is vastgelegd. In dit verband kunnen worden genoemd de Nota
Onderwijs en Emancipatie, Nota Vredesonderwijsde Innovatienota Primair
Onderwijs. Scholen hebben in principe de vrije keuze om deel te nemen
aan projecten, zij het dat deelname eraan voorwaarde is voor de realise
ring van de in deze nota's neergelegde beleidsuitgangspunten. Mede daar
om maar ook met het oog op de eigen ontwikkeling levert een aantal scho
len aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid een specifieke bijdra
ge.
Gelet op het bovenstaande blijven wij van mening dat na de hoofdcriteria
spreiding en perspectief, de rol van de school in het landelijk en/of
lokaal onderwijsbeleid als derde criterium gehandhaafd moet blijven,
waarbij uiteraard erkend moet worden dat toepassing van dit criterium
voor de op te heffen basisschool als zwaar wordt ervaren. Overigens
bestrijden wij de suggestie als zou dit criterium subjectief zijn.
Ad c
Met betrekking tot de positie van de Leeuwarder Montessorischool merken
3
wij op dat deze school een wijkoverstijgende functie vervult. Dit bete
kent dat de school in beginsel uit alle wijken van de stad leerlingen
kan krijgen. Het aantal leerlingen dat deze school bezoekt en afkomstig
is uit het voedingsgebied van de Finne bedraagt minder dan 5.
Cijfermatig gezien kan naar ons oordeel niet worden gesteld dat de aan
wezigheid van de Montessorischool een negatieve invloed heeft op het
aantal leerlingen van de Finne. Overigens achten wij de oplossing van de
Vereniging voor Openbaar Onderwijs om de Finne in stand te houden niet
aanvaardbaar gelet op de uitgangspunten van de spreidingsnotitie.
Fusering van de Vosseburcht met de Leeuwerikschool zal tot gevolg hebben
dat voor de gefuseerde school een zeer omvangrijk voedingsgebied ont
staat, terwijl de Montessorischool, gelet op het wijkoverstijgende ka
rakter, niet die functie in de wijk kan vervullen die de Vosseburcht
thans vervult. Voorts zijn wij van oordeel dat verplaatsing van de Mon
tessorischool om redenen van huisvesting ongewenst is.
Gelet op het vorenstaande blijven wij van oordeel dat de toepassing
van de uitgangspunten en criteria van de spreidingsnotitie tot een gemo
tiveerde besluitvorming door Uw Raad zal leiden omtrent de vraag welke
basisschool uiterlijk 1 augustus 1990 opgeheven zal moeten worden.
Na vaststelling van de spreidingsnotitie zal Uw Raad te zijner tijd
een besluit tot opheffing van de Finne dienen te nemen. Uiteraard zal de
samenvoeging voor de betrokken scholen in de wijk Bilgaard met de nodige
zorgvuldigheid moeten geschieden. Over de wijze waarop dit zal gebeuren
zullen wij U middels de Commissie voor Onderwijs informeren.
Onder de mededeling dat de Commissie voor het Onderwijs in zijn
vergadering van 29 september 1988 in meerderheid heeft geadviseerd in te
stemmen met dit concept-besluit stellen wij U voor te besluiten overeen
komstig het bijgevoegde ontwerp-besluit
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mr. W.J.G. Reumer Secretaris.