4
tal van plannen zijn gelanceerd, zonder dat daaraan verdere uitvoering
werd gegeven.
Kortheidshalve volstaan wij hier met een korte schets van enkele van de
meest direct van belang zijnde voorstellen; voor uitgebreidere informa
tie verwijzen wij U naar de ter inzage gelegde stukken.
aWetsvoorstel basisvorming.
Het wetsvoorstel basisvorming is op 11 december 1987 bij de Tweede
Kamer ingediend; naar verwachting zal de plenaire behandeling in
het voorjaar van 1989 plaatsvinden. De hoofdlijnen van het voorstel
zijn:
op alle scholen voor voortgezet onderwijs die aansluiten op het
basisonderwijs wordt uiterlijk vanaf 1 augustus 1994 basisvor
ming ingevoerd;
basisvorming omvat een verplicht deel met dezelfde (14) vakken
voor alle leerlingen en een deel vrije ruimte, respectievelijk
omvattend 802 en 202 van de totale lestijd in de eerste drie
leerjaren;
alle vakken, m.u.v. lichamelijk oefening, dienen op twee ni
veaus te worden aangeboden;
de bestaande structuur van het voortgezet onderwijs en de be
staande toelatingseisen blijven gehandhaafd;
voor verschillende categorieën leerlingen zijn differentiaties
in tijd en opbouw mogelijk;
er worden per vak eindtermen op twee niveaus vastgesteld, een
algemeen niveau (te vergelijken met het zgn. verrijkt LB0-B-
niveau) en een hoger niveau (te vergelijken met het mavo-D-
niveau)
De minister gaat uit van invoering in een periode van ongeveer acht
jaar: vanaf augustus 1989 facultatief en vanaf augustus 1994 ver
plicht
Uit de in juli 1988 verschenen Memorie van Antwoord n.a.v. het
Voorlopig Verslag blijkt niet dat de minister voornemens is belang
rijke wijzigingen in zijn voorstellen aan te brengen. Het wetsvoor
stel verkeert thans in de fase van de voortgezette schriftelijke
behandeling
bUitbreiding eindexamenpakketten mavo-havo-atheneum.
In de concept-a.m.v.bwordt voorgesteld het aantal vakken dat een
leerling in het eindexamenpakket moet opnemen met één te verhogen.
Verplicht zijn dan Nederlands, twee moderne vreemde talen en één
wiskundevak (te weten wiskunde-A of -B) (met uitzondering van het
mavo) en voor het gymnasium voorts één klassieke taal. Doel van dit
alles is het vergroten van de doorstroommogelijkheden van de leer
lingen en het verhogen van het algemene onderwijspeil
cVoorbereidend beroepsonderwijs (vbo).
Nadat al in april 1986 een aparte nota over het LBO was verschenen,
verschenen in oktober 1987 verschillende concept-besluiten in ver
band met de voorgenomen invoering van het vbo. De voorstellen uit
de LBO-nota waren daarbij in overeenstemming gebracht met de voor
stellen over de basisvorming. De voorstellen rond het vbo hebben
tot doel het beroepsvoorbereidende karakter van het lbo te verster
5
ken. Daartoe dient o.a. het volgende:
voor het vbo (de nieuwe naam voor het lbo) wordt over de gehele
linie een afdelingsstructuur ingevoerd;
het thans bekende onderscheid in schoolsoorten komt te verval
len;
voor elke afdeling komen verplichte eindexamenvakken;
minimaal 24 uur per week wordt onderwijs gegeven in de op het
beroep gerichte vakken;
de oriënteringsmogelijkheid op het bedrijfsleven wordt uitge
breid
De overgang van de oude naar de nieuwe situatie wordt als volgt
voorgesteld
Ito en llo: wordt school voor vbo met de huidige (bestaande) afde
lingen
leao wordt school voor vbo met afdelingen verkoop en admini
stratie
lmo wordt school voor vbo met afdeling commercie;
lhno bij meer dan één afdeling in de bestaande situatie zal
de school moeten kiezen; er wordt (i.v.m. het recht op
bekostiging) in ieder geval één afdeling gevormd.
In september 1988 zijn de wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer ter
behandeling aangeboden.
dNieuwe bekostigingsvoorstellen en besturingsfilosofie
In augustus 1987 werden door de staatssecretaris wetsvoorstellen
bekend gemaakt tot herziening van het bekostigingsstelsel v.o. In
plaats van het huidige stelsel, dat voor het lbo en mbo gebaseerd
is op het declaratiesysteem en voor het avo/vwo op de kosten van de
rijksscholen, wordt een nieuw stelsel voorgesteld, gebaseerd op
normvergoedingen, die op soortgelijke wijze worden vastgesteld als
in het Londo-systeem voor het basisonderwijs.
De verschillende kostenposten, te weten huisvesting, inrichtings-
personele- en materiële instandhoudingskosten worden genormeerd, de
normering wordt vastgelegd in zogeheten programma's van eisen.
Voorgesteld wordt het nieuwe stelsel in te voeren m.i.v. 1 januari
1989, een datum die overigens niet haalbaar is gebleken. In de
Memorie van Toelichting bij de Begroting 1989 is dan ook aangekon
digd dat de invoering naar 1 januari 1990 is verschoven.
Voorts werd in mei 1988 door de bewindslieden een notitie over een
nieuwe besturingsfilosofie gepresenteerd, getiteld: "de school op
weg naar 2000
Kernpunt hiervan is dat naar de mening van de bewindslieden scholen
in de toekomst meer over een eigen beleidsruimte dienen te beschik
ken. Die ruimte moet scholen in staat stellen zelf keuzes te maken
door een eigen afweging van belangen. Die ruimte is er thans ook
wel, maar wordt sterk beperkt door de zeer gedetailleerde regelge
ving. Om die ruimte ook te kunnen benutten wordt overgegaan op
lump-sum financiering, zodat de school in beginsel naar eigen in
zicht over het te besteden budget kan beschikken voor zowel perso
nele als materiële kosten. Een belangrijk onderdeel hiervan is de
invoering van een nieuw formatiesysteem m.i.v. 1 augustus 1990.