14 Bezwaar was er ook tegen het tijdstip waarop het voorstel ver scheen. Naar de mening van velen bestaan er nog zoveel onduidelijk heden m.b.t. het landelijk beleid dat anticiperen op dat beleid prematuur is, mede gelet op de ervaringen in het verleden. Hoewel wij eveneens van mening zijn dat het de laatste jaren in het lande lijk beleid aan de nodige helderheid en duidelijke besluitvorming heeft ontbroken, delen wij thans op dit punt de mening van de cri tici niet. Hoewel er wellicht inhoudelijk nog het een en ander aan de voor stellen veranderd gaat worden, zijn wij op basis van de huidige informatie van mening dat de invoering van de basisvorming doorgang zal vinden. Gelet op de complexiteit hiervan is het naar onze me ning noodzakelijk met de voorbereidingen van de invoering op korte termijn te starten. Wel zal daarbij de ruimte moeten blijven be staan om de uiteindelijke invoering in te passen binnen de wette lijke kaders. Een aantal scholen/geledingen is verder van mening dat, gelet op de positie van de eigen school, een grootscheepse herstructurerings operatie als door ons voorgesteld niet nodig is. Men geeft dan de voorkeur aan of afzonderlijk voortbestaan (b.v. omdat het leerlingenaantal voldoende is) of aan fusie(s) op kleine re schaal. Erkend moet worden dat op getalsmatige gronden er voor veel scholen geen dwingende reden is voor fusie. Naar onze mening is hierbij echter sprake van een te beperkte vraagstelling. Het gaat er niet alleen om dat een school getalsmatig kan overleven, het dient er ook om te gaan op welke wijze aan de gemeentelijke beleidsdoelstellingen, aan nieuwe wettelijke voorschriften en aan de ideeën m.b.t. de basisvorming zo goed mogelijk vorm gegeven kan worden en op welke wijze het huidige voorzieningenniveau kan worden gehandhaafd. Overigens verdienen in dit verband de posities van de Bakkerij- en Horecavakschool en het Onderwijscentrum voor de Land en Tuinbouw en Levensmiddelenindustrie bijzondere aandacht. Beide scholen hebben besloten voorlopig buiten de voorgestelde herstruc turering te blijven; de BHVS wil als huidige vakschool trachten in het vernieuwde middelbaar beroepsonderwijs een plaats te 'verwerven, terwijl het Onderwijscentrum thans participeert in de pogingen tot één Agrarisch Onderwijscentrum voor Friesland te komen. Hier is dus niet zozeer sprake van een principiële afwijzing van de herstructu reringsvoorstellen alswel het vanuit de eigen specifieke positie volgen van een eigen koers. Veel kritiek ook op de te vrezen grootschaligheid en massaliteit van de te vormen scholengemeenschap. Daarbij werd o.a. verwezen naar de behoefte aan kleine scholen, aan de te vrezen communicatie storingen en naar het verlies van de eigen identiteit. Wanneer het zou gaan om één monolitisch instituut met 5000 leerlingen en enkele honderden personeelsleden in één gebouw ondergebracht, dan zouden wij deze meningen kunnen onderschrijven. Er zal echter sprake zijn van een aantal lokaties met een gemiddelde omvang van 500 k 600 leerlingen en met binnen zekere grenzen de mogelijkheid tot het voeren van een eigen beleid. In die zin is van massaliteit dus geen sprake. Wel zal de organisa tie en de communicatiestructuur de nodige aandacht vergen om te voorkomen dat na verloop van tijd in feite weer sprake is van een aantal afzonderlijke scholen. Ook de heterogeniteit was aanleiding tot een aantal kritische op merkingen. Met name bestond er twijfel aan de mogelijkheid in een 15 heterogene klas met "mavo-, havo-, vwo- en lbo-leerlingen" verant woord les te geven. Daarbij werd o.a. verwezen naar ervaringen die elders zijn opgedaan. Bovendien werd de vrees uitgesproken dat een dergelijke heterogenisering zal leiden tot een verlaging van het algemene onderwijspeild.w.z. vooral ten koste zou gaan van de snellere leerlingen. Betwijfeld werd of in deze opzet het mogelijk zou zijn binnen zes jaar het huidige eindniveau vwo te behalen. Naar onze mening is hier sprake van een te rigide opvatting met betrekking tot heterogenisering. Zo goed als er voor de tragere leerlingen binnen de basisvorming specifieke leerwegen worden ge creëerd, zo zal ook moeten worden bekeken of en op welke manier er voor de snellere leerlingen speciale maatregelen gewenst zijn. De voorgestelde heterogenisering zal dan ook flexibel moeten worden toegepast en niet tot een te strak gehanteerd middel moeten worden. Overigens blijkt uit de Memorie van Antwoord bij het wetsontwérp basisvorming (blz. 17) dat de minister van mening is dat het samen voegen van het programma basisvorming met de verschillende boven bouwprogramma's realiseerbaar is. Niet uitgesloten is dan overigens dat een en ander wel consequenties heeft voor de invulling van de vrije ruimte. Tenslotte werd in een aantal reacties kritiek geuit op het feit dat het om een te weinig uitgewerkt voorstel ging. Gemist werden o.a. aandacht voor de personele consequenties, voor de doorstroming vanuit de basisvorming naar vervolgonderwijs. Wij erkennen dat het voorstel waarover een oordeel werd gevraagd niet al te zeer uitgewerkt was. Dat was ook niet de opzet en ook niet mogelijk in deze fase van de discussies. Alvorens een volledig uitgewerkt voorstel te kunnen presenteren, zal het nodig zijn dat er op landelijk niveau duidelijkheid bestaat over de verschillende voorstellen en dat op plaatselijk niveau duidelijkheid bestaat t.a.v. het aantal deelnemende besturen en scholen. Immers, pas dan is het algemene kader duidelijk en is duidelijk welke scholen bij de invulling betrokken gaan worden. In de slotparagraaf zullen wij hierop nader ingaan. Naast kritiek is er ook waardering uitgesproken voor het voorstel. Gewezen werd op de ongewenstheid van een tweedeling tussen avo en lbo, een tweedeling die in het voorstel wordt vermeden. Gelet op de invoering van de basisvorming werd een koppeling avo-lbo ook logi scher gevonden dan een koppeling tussen lbo en mbo, zoals in het vijf-scholen-plan" wordt voorgesteld. Positief werd ook beoordeeld het feit dat er sprake is van ée'n be- stuurs-en organisatorische structuur en van één personeelsbestand. Ten'^slotte werd gewezen op de mogelijkheden die het vormen van dislokaties voor de basisvorming biedt voor het vormgeven aan een onderwijskundige visie. bReacties op het concept-raadsvoorstel. Vervolgens willen wij in het kort ingaan op de reacties op het concept-raadsvoorstel. Wij merken hierbij overigens op dat, aange zien het ambtelijk voorstel en het concept-raadsvoorstel in essen tie niet veel verschillen, de reacties op beide voorstellen veel overeenkomsten vertoonden. Globaal bezien vallen de reacties te verdelen in een aantal dat positief is en een (groter) aantal dat negatief is. Gemeenschappe lijke bezwaren die in nagenoeg alle reacties naar voren zijn geko-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1988 | | pagina 459