Vaststellen Verdeelbesluit Fonds Podiumkunst 1989.
Bijlage no. 370 Leeuwarden, 2 december 1988.
Aan de Gemeenteraad.
In Uw vergadering van 18 april 1988 bent U in het kader van de vaststelling
van de Notitie Podiumkunst overgegaan tot de instelling van het Fonds Podium
kunst. De in dit fonds beschikbare middelen worden jaarlijks door middel van
een verdeelbesluit aan de diverse instellingen op het terrein van de podium
kunst toegekend. Onder verwijzing naar het gestelde in de Notitie Podium
kunst merken wij ten aanzien van de financiële en inhoudelijke randvoorwaar
den voor de toekenning van subsidie uit het Fonds Podiumkunst het volgende
op.
Besloten is, met uitzondering van de vaste huisvestingslasten van enkele in
stellingen en het exploitatietekort van deStichting Cultureel Centrum "De Har
monie", in principe alle subsidies bestemd voor de uitvoering van podiumacti
viteiten ten laste te brengen van voornoemd fonds.
Bij de verdeling van het subsidiebudget worden de volgende uitgangspunten ge
hanteerd
1. Subsidiëring zal mede afhankelijk zijn van de mate waarin de activiteiten
pluriformiteit en spreiding van het aanbod van podiumkunst in Leeuwarden
bewerkstelligen;
2. Ten aanzien van de productie van niet-traditionele podiumkunst komen slechts
kleinschalige, lokaal gebonden producties voor subsidiëring in aanmerking.
Gelet op de beperkte gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de productie
van podiumkunst bedragen de subsidies hiervoor maximaal 10% van het totale
jaarbudget van het Fonds Podiumkunst en bedraagt het subsidie per produc
tie maximaal 3.500,=;
3. Met uitzondering van de openluchtactiviteiten wordt voor de programmering
van (een reeks van minimaal zes) voorstellingen, concerten e.d. een subsi
die van maximaal 50% van de begrote kosten verleend;
4. Om de flexibiliteit in de programmering te bevorderen zal het instellingen
worden toegestaan, dat zij een reserve ("buffer") opbouwen (maximaal 25%
van het laatstgenoten subsidie), waardoor tegenvallers 'in het ene jaar kun
nen worden gecompenseerd met meevallers (reserves) uit het andere jaar;
5. Teneinde de continuïteit van de activiteiten tot op een zekere hoogte te
garanderen zal het subsidie in enig jaar aan een instelling die zich op
structurele wijze bezighoudt met de programmering van activiteiten nooit
minder zijn dan 75% van het toegekende subsidie in het daaraan voorafgaande
jaar, ervan uitgaande dat deze instelling aangeeft dat zij haar programma
van activiteiten op minimaal het huidige niveau wil voortzetten.
Met betrekking tot de subsidiëring van activiteiten in 1989 zijn de diverse
instellingen verzocht om voor 1 oktober 1988 desgewenst een verzoek in te die
nen
Op basis van de door de instellingen verstrekte gegevens kan het navolgende
vergelijkend financiële overzicht worden gegeven.