STAAT VAN DE OPGENOMEN LANGLOPENDE GELDLENINGEN
T oelichting
207
BIJLAGE 4 STAAT E.
1. In deze staat worden alle door de gemeente aangegane langlopende geldleningen
(zowel annui'teits- als andere leningen) met inbegrip van de rijksvoorschotten of
-leningen vermeld, in de volgorde, waarin zij zijn aangegaan.
2. De schulden aan derden, welke zijn ontstaan ter zake van door deze derden
ten behoeve van de gemeente gedane kapitaaluitgaven en die door jaarlijkse
aflossing moeten worden gedelgd, worden als geldleningen beschouwd en in
deze staat opgenomen. Langlopende geldleningen, waarvoor de verschuldigde
rente en aflossing of annuïteit geheel of gedeeltelijk door derden worden te
rugbetaald, moeten eveneens in deze staat worden opgenomen.
3. Voorts worden in deze staat vermeld, na het totaalbedrag van de aangegane
langlopende geldleningen, de in de gemeentekas gestorte waarborgsommen op
lange termijn, in de volgorde, waarin zij zijn ontvangen.
4. In deze staat mogen niet worden opgenomen de kasgeldleningen. Evenmin
worden vermeld de van het Rijk ontvangen voorschotten op bijdragen, op uit-
'keringen e.d. dus de zgn. kasvoorschotten
5. In de gevallen, waarin voor een geldlening meer dan één rentepercentage
geldt, wordt het restantbedrag van de lening in kolom 7 naar de verschillende
rentepercentages gesplitst.
6. De aard van de geldlening moet in kolom 5 met een letter worden aangegeven.
Of het een geldlening betreft aangegaan door middel van obligaties of door
middel van schuldbekentenis of overeenkomst of een rijksvoorschot- of lening,
moet respectievelijk met O, S of R worden aangegeven.
7. Bij de oorspronkelijke begroting in kolom 9 wordt volstaan met het vermelden
van één totaalbedrag van de in het dienstjaar op te nemen geldleningen.
8. Voor woningwetwoningen worden in de kolommen 3 en 4 resp. de datum en
het nummer van de ministeriële beschikking opgenomen. Voor de waarborgsom
men hoeven deze kolommen niet ingevuld te worden.