2 overheid behorend administratief orgaan rechtstreeks in zijn belang is getroffen, daartegen bij het orgaan, dat die beschikking heeft genomen, een bezwaarschrift indienen. In de onderhavige zaak kan worden afgevraagd of reclamant rechtstreeks in zijn belang is getroffen. Hiervoor is nodig na te gaan wat het karakter is van het onderhavige voorbereidingsbesluit. Uit artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening blijkt dat de Gemeenteraad verklaren kan dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. Dit besluit wordt door de wetgever aangeduid als voorbereidingsbesluit. Op basis van een dergelijk besluit kunnen, anticiperend op het toekomstige bestemmingsplan, vrijstellingen worden verleend, zo blijkt o.a. uit de artikelen 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening en artikel 50, achtste lid van de Woningwet. Dit betekent niet dat vrijstellingen vanzelfsprekend worden verleend. Alvorens een vrijstelling kan worden verleend op grond van artikel 50 van de Woningwet en/of artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening, moeten Gedeputeerde Staten hiervoor een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven. Bovendien moet een te verlenen vrijstelling worden getoetst aan het toekomstige bestemmingsplan, waarbij bij het verlenen van de vrijstelling de vraag beantwoord moet worden of - vooruitlopend op het nog vast te stellen bestemmingsplan - de te treffen voorziening geen onomkeerbaar effect teweeg brengt. Kortom, het voorbereidingsbesluit is weliswaar een eerste opstap voor planologische veranderin gen, echter op zichzelf levert het nog niet de basis voor daadwerkelijke planologische ingrepen. Het kan echter zijn dat een voorbereidingsbesluit wordt genomen voor een dergelijk klein gebied en met een zo concreet doel dat hierop, zonder enige nadere bestuurlijke afweging van betekenis, vrijstellingen kunnen worden verleend. In een dergelijke situatie kan een derde reeds door een voorbereidingsbesluit rechtstreeks in zijn belang zijn getroffen. Het onderhavige voorbereidingsbesluit is getroffen in verband met het voornemen het bestem mingsplan "Golfterrein Groene Stergebied" te ontwikkelen. Uit de toelichting, zoals opgenomen in de raadsbrief d.d. 2 februari 1989, bijlage nr, 34, op het onderhavige en door reclamant bestreden voorbereidingsbesluit, blijkt dat de realisering van het gehele terrein als golfterrein niet direct op handen is. Burgemeester en Wethouders verwachten dat, zodra omtrent de financiële uitvoerbaarheid meer duidelijkheid bestaat, het ontwerp-bestemmingsplan "Golfterrein Groene Stergebied" ontwikkeld zal zijn. Op basis hiervan behoeft voor de verdere inrichting van het golfterrein geen vrijstellingsprocedure meer te worden gevolgd. Het blijft naar alle waarschijnlijkheid alleen bij het vrijstellingsbesluit dat werd genomen bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 23 september 1988, R.O.V. 15972 GV/GS, en de bouwvergunning, die verleend werd bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 6 septem ber 1988, nr. B 251/88, ten behoeve van de aanleg van een oefenterrein op de percelen gemeente Leeuwarden, sectie L, nrs. 1627, 1628, 1629. De commissie meent dan ook dat, gelet op het vorenstaande, reclamant in zijn bezwaren niet- ontvankelijk dient te worden verklaard. Bevestiging van haar stelling vindt zij in de uitspraak van de voorzitter van de afdeling Rechtspraak van de Raad van State d.d. 6 juni 1989, nrs. R03.89.2957/VE 4303/S 744 en R03.89.2962/VE 4302/S 745, met betrekking tot het schorsingsver- zoek van reclamant van het onderhavige voorbereidingsbesluit d.d. 13 februari 1989, nr. 1252. Gelet op het vorenstaande ziet de commissie geen aanleiding om nader in te gaan op de bezwaren van reclamant tegen het voorbereidingsbesluit. De commissie adviseert U onder verwijzing naar het vorenstaande conform het bijgevoegde ontwerp-besluit te beslissen. De Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften. get. mr. JJ. Keuning voorzitter, get. mr. PJ. Achterhof, secretaris. Nr. 1898. if DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen het bezwaarschrift d.d. 4 april 1989, op grond van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen, aangevuld met het aanvullend bezwaarschrift d.d. 22 mei 1989, gecompleteerd met 12 bijlagen, van mevrouw mr. C.T. Bloem, namens de heer J.S. Bouma, Woelwijk 18 te Tietjerk tegen zijn besluit d.d. 13 februari 1989 nr. 1252; overwegende, dat het bezwaarschrift om advies in handen is gesteld van de Raadsadviescom missie voor de beroep- en bezwaarschriften; dat de commissie in haar advies d.d. 31 januari 1990, bijlagenr. 63, hem adviseert reclamants bezwaarschrift ongegrond te verklaren; dat hij zich met de overwegingen en het advies van de commissie kan verenigen; gelet op de Wet Arob en de Procedureverordening Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften; BESLUIT: reclamant in zijn bezwaren tegen voornoemd voorbereidingsbesluit niet-ontvankelijk te verklaren. i Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Vooratter. Secretaris. 't

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 118