- een Werkgroep Kladvandalisme;
- een Werkgroep Inbraak in woningen;
- een Werkgroep Preventievoorlichting;
- een Werkgroep Fietsdiefstal.
In verband met de instelling van de werkgroepen dient ook de organisatiestructuur te worden aangepast.
Dit houdt in dat de rol van de brede ambtelijke projectgroep wordt teruggebracht tot die van incidenteel
klankbord en het accent meer op de werkgroepen en de stuurgroep komt te liggen.
Met het samenstellen van deze werkgroepen is inmiddels een begin gemaakt.
Verder wordt voorgesteld de Burgemeester aan te wijzen als portefeuillehouder voor de bestuurlijke
preventie en een vast ambtelijk coördinatiepunt in te stellen.
Dit laat onverlet dat voorop moet staan dat de bestrijding van criminaliteit steeds een vast onderdeel moet
uitmaken van elk gemeentelijk beleidsterrein. Om die reden zal de ontwikkeling van de daarbij behorende
activiteiten in die terreinen moeten worden geïntegreerd. In verband daarmee zullen de te ontwikkelen
maatregelen dan ook in beginsel binnen de bestaande budgetten gefinancierd moeten worden.
5. FINANCIËLE ASPECTEN
Daarnaast zal niet ontkomen kunnen worden aan het vrijmaken van enige middelen voor specifieke extra
activiteiten. In het plan wordt voorgesteld daartoe met ingang van 1991 een bedrag van f 50.000,-
beschikbaar te stellen. Daarnaast zal capaciteit vrijgemaakt moeten worden ten behoeve van een permanent
ambtelijk coördinatiepunt.
In hoofdstuk 2 van het Beleidsplan is een overzicht gegeven van de schade-ontwikkeling over de jaren
1985, 1986, 1987 en 1988. De progressie die daarin zichtbaar is, spreekt voor zich.
Over 1989 zijn nog niet alle gegevens bekend, maar nu al is zeker dat ook dit jaar het schadebedrag
aanzienlijk zal zijn. Het precieze inverdieneffect, of terugverdieneffect, is op korte termijn niet zichtbaar
te maken.
Hierbij kan nog wel worden vermeld dat de ervaring elders maar ook in Heechterp leert dat een effectief
preventiebeleid, ook in financieel opzicht, rendement kan opleveren, waardoor mag worden aangenomen dat
op de (middel)lange termijn het uiteindelijke resultaat tenminste budgettair neutraal zal uitvallen. De
immateriële voordelen, bestaande uit een vermindering van de onveiligheidsgevoelens, van ergernis, van
ondervonden narigheid en de onrust die daaruit voortvloeit, zullen zeker zo groot uitvallen. Deze kunnen
niet en behoeven ook niet op geld te worden gewaardeerd.
6. BUURTPREVENTIE
Ondanks het gegeven, zoals dat naar voren kwam in een onderzoek van het Landelijk Bureau Voorkoming
Misdrijven, dat niet in elke buurt of wijk het opzetten van een sectoraal preventieproject ook daadwerkelijk
succes zal hebben, zijn wij op basis van recente lokale gegevens van mening, dat zo veel mogelijk toch
getracht moet worden buurtpreventieprojecten op te zetten.
De ervaringen die tot nu toe zijn opgedaan in de buurt Heechterp geven ons aanleiding te veronderstellen
dat een georganiseerde en geconcentreerde aanpak van de plaatselijke problemen in een wijk of buurt
zichtbaar gunstige effecten kan sorteren.
De duidelijke resultaten in Heechterp hebben ook landelijke bekendheid gekregen. Als illustratie van het
geheel van genomen maatregelen verwijzen wij naar de ter inzage gelegde stukken.
De maatregelen waarmee in Heechterp geëxperimenteerd en het leereffect dat daarmee is bereikt, doen
ons verwachten dat met een dergelijke kleinschalige aanpak, de bewustwording van de burgers ten aanzien
van de veel voorkomende criminaliteit aanmerkelijk zal worden vergroot. Het zelf zoeken naar en het vinden
van oplossingen zal zo doende eveneens leiden tot een grotere mate van betrokkenheid van de burgers bij
de totale omvang van het probleemgebied.Naar de mening van het college behoeft met een buurtgerichte
preventie niet te worden gewacht op de evaluatie van het project Heechterp. Wij hebben daarom de
2
stuurgroep verzocht voorstellen te ontwikkelen voor een dergelijke benadering.
7. HALT-BUREAU
Al weer geruime tijd geleden verzocht de Minister van Justitie te onderzoeken of er ook in Leeuwarden
een HALT-bureau opgericht zou kunnen worden. De doelstellingen en de activiteiten van Het ALTernatief
als strafrechtelijke sanctiemogelijkheid voor minderjarigen, die o.a. dienstverlening moeten verrichten voor
hun vergrijpen en wier namen zodoende buiten de justitiële documenten blijven, kunnen naar onze mening
worden ondersteund. Ten aanzien van de voorgestelde financiering van "HALT" hadden wij echter
fundamentele bezwaren. Wij zijn n.l. van mening dat deze nieuwe vorm van strafrechtelijke afdoening niet
onder de financiële verantwoordelijkheid van de gemeentelijke overheid behoort te vallen, maar onder die
van Justitie.
Er zijn evenwel op dit moment tekenen die erop wijzen, dat op andere wijze middelen voor lokale
HALT-initiatieven ter beschikking komen. Voorshands wachten wij de ontwikkelingen met belangstelling af.
8. DRIEHOEKSOVERLEG LEEUWARDEN
Het driehoeksoverleg Leeuwarden, dat bestaat uit de Hoofdofficier van Justitie, de Commissaris van Politie
en de Burgemeester, heeft zich in zijn vergadering van 9 augustus 1989 met het beleidsplan verenigd. Wel
heeft het gewezen op de noodzaak jaarlijks actieplannen vast te stellen. Daarenboven heeft het
driehoeksoverleg onderstreept dat het van belang is dat het gemeentebestuur het voortouw neemt.
9. VOORSTEL
Wij kunnen ons, met inachtneming van hetgeen wij hierover hebben opgemerkt, verenigen met de
overwegingen en conclusies van het beleidsplan. Wel zijn wij van mening dat de beslissing over de
voorgestelde extra financiële middelen niet eerder dan in het kader van de opstelling van het Beleidsplan
1991 - 1995 genomen kan worden. Wij realiseren ons dat daarmee thans een element van onzekerheid wordt
ingebouwd, maar achten dat in de huidige financiële situatie onontkoombaar.
Onder vermelding dat de Commissie Algemene Zaken in haar vergaderingen van 22 januari 1990 en
19 februari 1990 met respectievelijk het concept-beleidsplan en het vorenstaande heeft ingestemd, stellen
wij U voor dit beleidsplan vast te stellen als uitgangspunt voor het te voeren beleid door te besluiten
overeenkomstig het bijgevoegde ontwerp-besluit.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr G.J. te Loo Burgemeester.
mw. ir. JA. Lantermans, Secretaris.