2 4. TERINZAGELEGGING VAN DE STUKKEN EN DE HOORZITTING De op deze zaak betrekking hebbende stukken hebben van 17 tot en met 23 januari 1990 ter inzage gelegen op de gemeentesecretarie. Deze stukken zijn reclamant en de derde-belangheb bende, de heer H. Korf, toegezonden. Burgemeester en Wethouders, reclamant en de derde-belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten mondeling toe te lichten in de hoorzitting van 30 januari 1990 om 16.00 uur in de Eekhoffzaal van het Stadhuis. Op de hoorzitting zijn geen nieuwe elementen naar voren gekomen. 5. OVERWEGINGEN EN ADVIES VAN DE RAADSADVIESCOMMISSIE VOOR DE BEROEP EN BEZWAARSCHRIFTEN Op grond van artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening kan de Gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. In het algemeen geldt zo'n besluit voor één jaar. Het nemen van een dergelijk besluit is niet aan wettelijke beperkingen onderhevig. De vrijheid die de Raad heeft, kan derhalve alleen worden getoetst aan de vraag of planologisch niet onredelijk is gehandeld. De commissie overweegt dat het voorbereidingsbesluit is genomen met het oog op de realisering van een concreet bouwplan. Er is dus sprake van een beschikking in de zin van de Wet Arob. Nu eveneens het bezwaarschrift is ingediend binnen de wettelijke termijn en de heer Bakker geacht kan worden door het voorbereidingsbesluit rechtstreeks in zijn belang te zijn getroffen, kan hij in zijn bezwaarschrift worden ontvangen. De commissie overweegt voorts dat het geldende bestemmingsplan ter plaatse een bebouwings hoogte van 4 meter toelaat. Burgemeester en Wethouders hebben besloten medewerking te verlenen aan de uitbreidingsplan nen, mits werd voldaan aan twee voorwaarden, nl. de hoogte van de bebouwing mocht niet meer zijn dan 6 meter en de oost/west en noordzijde moest worden gebouwd onder een helling van 30-60°. Het concrete bouwplan laat zien dat aan deze voorwaarden wordt voldaan; de totale hoogte wordt uiteindelijk 4.65 meter. De commissie is van mening dat op deze manier de toetreding van het zonlicht voor beide percelen voldoende blijft gewaarborgd. De bezwaren van reclamant inzake de belemmering van de aanvliegroute van de duiven en de vermeende overlast van het regenwater worden door de commissie niet gedeeld, nu uit de tekening hiervan niet blijkt. De commissie is voorts met Burgemeester en Wethouders van mening dat de activiteiten van het bedrijf van dien aard zijn dat geen sprake is van een aantasting van het woonklimaat ter plaatse. Nu de uitbreiding van het bedrijf noodzakelijk is en de bebouwing op de gagares de enige mogelijkheid is, is naar de mening van de commissie terecht medewerking verleend aan de plannen van de heer Korf. De commissie is van mening dat het belang van de heer Korf bij het uitbreiden van zijn bedrijf ter plaatse dient te prevaleren boven het belang van de heer Bakker, nu ter plaatse geen uit planologisch oogpunt onaanvaardbare situatie ontstaat. De commissie adviseert de Raad op grond van het vorenstaande het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en te besluiten conform bijgevoegd concept-besluit. w.g. mr. JJ. Keuning w.g. mw. WA. Visser Voorzitter. Secretaris. Nr. 2986. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; gelezen de brief van de heer mr. B.D. van Raay d.d. 27 november 1989, waarbij ingevolge de Wet Arob namens de heer J. Bakker bezwaar is ingediend tegen het besluit van de Raad van 30 oktober 1989, waarbij werd verklaard dat een partiële voorziening van het bestemmingsplan "Molen pad e.o." wordt voorbereid voor het perceel Molenpad 30 te Leeuwarden; overwegende dat het bezwaarschrift ingevolge artikel 2 van de Procedureverordening Raadsad- viescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften om advies in handen is gesteld van de Raadsadvies- commissie voor de beroep- en bezwaarschriften; dat de commissie in haar advies van 30 januari 1990, bijlage nr. 79 hem adviseert het bezwaar schrift ongegrond te verklaren; dat hij zich met de overwegingen en het advies van de commissie kan verenigen; gelet op de Wet Arob en de Wet op de ruimtelijke ordening, alsmede de Procedureverordening Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften; BESLUIT: het bezwaarschrift van de heer mr. B.D. van Raay namens de heer J. Bakker te Leeuwarden ongegrond te verklaren. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 149