2
4. TERINZAGELEGGING VAN DE STUKKEN EN DE HOORZITTING
De op deze zaak betrekking hebbende stukken hebben van 17 tot en met 23 januari 1990 ter
inzage gelegen op de gemeentesecretarie. Deze stukken zijn reclamant en de derde-belangheb
bende, de heer H. Korf, toegezonden.
Burgemeester en Wethouders, reclamant en de derde-belanghebbende zijn in de gelegenheid
gesteld hun standpunten mondeling toe te lichten in de hoorzitting van 30 januari 1990 om 16.00
uur in de Eekhoffzaal van het Stadhuis.
Op de hoorzitting zijn geen nieuwe elementen naar voren gekomen.
5. OVERWEGINGEN EN ADVIES VAN DE RAADSADVIESCOMMISSIE VOOR DE BEROEP
EN BEZWAARSCHRIFTEN
Op grond van artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening kan de Gemeenteraad verklaren
dat een bestemmingsplan wordt voorbereid.
In het algemeen geldt zo'n besluit voor één jaar. Het nemen van een dergelijk besluit is niet
aan wettelijke beperkingen onderhevig. De vrijheid die de Raad heeft, kan derhalve alleen
worden getoetst aan de vraag of planologisch niet onredelijk is gehandeld.
De commissie overweegt dat het voorbereidingsbesluit is genomen met het oog op de realisering
van een concreet bouwplan. Er is dus sprake van een beschikking in de zin van de Wet Arob.
Nu eveneens het bezwaarschrift is ingediend binnen de wettelijke termijn en de heer Bakker
geacht kan worden door het voorbereidingsbesluit rechtstreeks in zijn belang te zijn getroffen,
kan hij in zijn bezwaarschrift worden ontvangen.
De commissie overweegt voorts dat het geldende bestemmingsplan ter plaatse een bebouwings
hoogte van 4 meter toelaat.
Burgemeester en Wethouders hebben besloten medewerking te verlenen aan de uitbreidingsplan
nen, mits werd voldaan aan twee voorwaarden, nl. de hoogte van de bebouwing mocht niet meer
zijn dan 6 meter en de oost/west en noordzijde moest worden gebouwd onder een helling van
30-60°.
Het concrete bouwplan laat zien dat aan deze voorwaarden wordt voldaan; de totale hoogte
wordt uiteindelijk 4.65 meter.
De commissie is van mening dat op deze manier de toetreding van het zonlicht voor beide
percelen voldoende blijft gewaarborgd. De bezwaren van reclamant inzake de belemmering van
de aanvliegroute van de duiven en de vermeende overlast van het regenwater worden door de
commissie niet gedeeld, nu uit de tekening hiervan niet blijkt.
De commissie is voorts met Burgemeester en Wethouders van mening dat de activiteiten van
het bedrijf van dien aard zijn dat geen sprake is van een aantasting van het woonklimaat ter
plaatse.
Nu de uitbreiding van het bedrijf noodzakelijk is en de bebouwing op de gagares de enige
mogelijkheid is, is naar de mening van de commissie terecht medewerking verleend aan de
plannen van de heer Korf.
De commissie is van mening dat het belang van de heer Korf bij het uitbreiden van zijn bedrijf
ter plaatse dient te prevaleren boven het belang van de heer Bakker, nu ter plaatse geen uit
planologisch oogpunt onaanvaardbare situatie ontstaat.
De commissie adviseert de Raad op grond van het vorenstaande het bezwaarschrift ongegrond
te verklaren en te besluiten conform bijgevoegd concept-besluit.
w.g. mr. JJ. Keuning
w.g. mw. WA. Visser
Voorzitter.
Secretaris.
Nr. 2986.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen de brief van de heer mr. B.D. van Raay d.d. 27 november 1989, waarbij ingevolge de
Wet Arob namens de heer J. Bakker bezwaar is ingediend tegen het besluit van de Raad van
30 oktober 1989, waarbij werd verklaard dat een partiële voorziening van het bestemmingsplan "Molen
pad e.o." wordt voorbereid voor het perceel Molenpad 30 te Leeuwarden;
overwegende dat het bezwaarschrift ingevolge artikel 2 van de Procedureverordening Raadsad-
viescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften om advies in handen is gesteld van de Raadsadvies-
commissie voor de beroep- en bezwaarschriften;
dat de commissie in haar advies van 30 januari 1990, bijlage nr. 79 hem adviseert het bezwaar
schrift ongegrond te verklaren;
dat hij zich met de overwegingen en het advies van de commissie kan verenigen;
gelet op de Wet Arob en de Wet op de ruimtelijke ordening, alsmede de Procedureverordening
Raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaarschriften;
BESLUIT:
het bezwaarschrift van de heer mr. B.D. van Raay namens de heer J. Bakker te Leeuwarden ongegrond
te verklaren.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.