Wijziging van het commissiestelsel.
Bijlage nr. 24. Leeuwarden, 18 januari 1990.
Aan de Gemeenteraad.
INLEIDING.
Zoals gebruikelijk, vindt elke vier jaar, in verband met de raadsverkiezingen, een
evaluatie van het bestaande commissiestelsel plaats. De laatste keer, dus in 1986, heeft dat
geleid tot een stroomlijning en beperking van het aantal commissies.
Terzake wordt verwezen naar bijlage 1.
Gesteld kan worden, dat het in 1986 aangepaste commissiestelsel in grote lijnen zonder
noemenswaardige problemen heeft gefunctioneerd. Om die reden is afgezien van een gedetail
leerde evaluatie. Hieruit zou wellicht de conclusie kunnen worden getrokken, dat in de nieuwe
situatie slechts kan worden volstaan met enige ondergeschikte wijzigingen en aanpassingen. De
reorganisatie van het ambtelijk apparaat van de gemeente Leeuwarden is echter een reden om
voornoemde conclusie niet te onderschrijven.
Gelet op de aanstaande reorganisatie en de reeds bekende uitgangspunten (zie hieron
der), kon worden volstaan met het vragen van de mening van de Centrale Directie Raad.
Tevens hebben de fracties uit de gemeenteraad suggesties aangedragen. De Commissie voor
Algemene Zaken heeft zich over het voorstel uitgesproken. De commentaren zijn zoveel
mogelijk in het stuk verwerkt.
UITGANGSPUNTEN.
In de vergadering van de Commissie voor Algemene Zaken van 14 maart 1988 is, bij
de behandeling van de door verschillende fracties aangedragen suggesties ter versterking van
de positie van de gemeenteraad, o.m. als uitgangspunt vastgesteld, dat bij de evaluatie van het
commissiestelsel het aantal raadsadviescommissies moet worden beperkt en logisch moet
aansluiten bij de nieuwe organisatiestructuur. Tevens is er daarbij voor gepleit om de moge
lijkheid te scheppen voor fractie-assistenten, schaduwfractieleden en steunfractieleden van
kleine raadsfracties om als volwaardig lid deel te nemen aan vergaderingen van de raadsadvies
commissies, zodat de kleine raadsfracties daarmee toch, ondanks de fysieke beperkingen,
inhoud kunnen geven aan hun verantwoordelijkheid bij de adviesfunctie van genoemde
commissies.
In dit voorstel zal worden ingegaan op de noodzaak van aanpassing van het commissie
stelsel aan de reorganisatie van het ambtelijk apparaat. Uitgangspunt hierbij is, zoals hierboven
al omschreven, dat de omvang van het commissiestelsel moet worden beperkt en dat het logisch
zal moeten aansluiten bij de nieuwe organisatiestructuur. Dat uitgangspunt wordt door ons
onderschreven. Het verdient echter wel vermelding, dat, behoudens nieuwe ontwikkelingen,
niet wordt getornd aan de commissies op grond van specifieke wetten of bijzondere voorschrif
ten. Het evaluatierapport van 1986 huldigde ook dit standpunt.
In een apart voorstel zal worden ingegaan op de werkwijze van de commissies in
samenhang met de verhouding Raad, commissies, Burgemeester en Wethouders en (gereorgani
seerd) ambtelijk apparaat en de nieuw daarin aan te brengen structuren en verantwoordelijkhe
den. Inzake dat voorstel dient U separaat te beslissen. Dit voorstel zal U tijdig worden
voorgelegd. Het nu voorliggende voorstel heeft betrekking op de zg. technische wijzigingen die
afgerond moeten zijn, voordat na de verkiezingen de nieuwe gemeenteraad aantreedt.
De drie eerste centrale doelstellingen van de reorganisatie van het ambtelijk apparaat
zijn:
- een klantgerichte organisatie;
- politieke sturing in hoofdlijnen;
- een flexibele, resultaatgerichte organisatie.