Wijzigingen afvloeiingsregeling niet-onderwijzend personeel
verbonden aan de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Bijlage nr. 206
Aan de leden van de Gemeenteraad.
Op 23 juni 1986 heeft U de "Verordening betreffende de volgorde
van afvloeiing van niet-onderwijzend personeel verbonden aan de
scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs" vastgesteld.
Om de hieronder genoemde twee redenen dient deze afvloeiingsre
geling te worden aangepast.
I. In verband met de invoering van een nieuw hoofdstuk
I-S van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel
dient de Afvloeiingsregeling voor het onderwijs onder
steunend personeel te worden aangepast.
II. In deze huidige Afvloeiingsregeling wordt geen rekening
gehouden met de tijd, die een lid van het niet-onderwij-
zend personeel heeft besteed aan het verzorgen van tot
zijn huishouden behorende 0- tot 4-jarige, eigen, stief-
of pleegkinderen. Inmiddels is op centraal niveau met
de vakorganisatie overeenstemming bereikt over de invoe
ring van de verzorgingstijdals onderdeel van het be
grip diensttijd.
Met betrekking tot deze twee punten merken wij het volgende op.
I. Nieuw in hoofdstuk I-S van het Rechtspositiebesluit on
derwijspersoneel voor het onderwijsondersteunend perso
neel is de invoering van een regeling voor onvrijwillige
taakvermindering
Deze regeling voorziet in een garantie op betrekkingsom
vang voor de gevallen, waarin voor de functie van een
personeelslid nog wel formatieruimte beschikbaar is maar
onvoldoende voor de gehele betrekkingsomvang. Ontslag of
taakvermindering vindt pas plaats op het moment, dat er
voor het betrokken personeelslid in het geheel geen for
matie meer beschikbaar is, dan wel wanneer er gedurende
vier achtereenvolgende jaren minder dan 2/3 deel van de
betrekkingsomvang beschikbaar is geweest.
De garantieregeling wordt toegepast per formatiecompo
nent. Binnen één formatiecomponent is sprake van ver
schillende functies. Per component kan slechts één be
langhebbende gebruik maken van de garantieregeling. Der-
1