Met betrekking tot het openbaar vervoer kan opgemerkt
worden dat de keuze tussen beide varianten nauwelijks
invloed zal hebben op een verschuiving in het gebruik van
de auto naar de bus.
ad. 2 De afweging ten opzichte van andere belangen
De effectenbeschrijving in de verkeersstudie wordt te beperkt
geacht. Bovendien is de wijze waarop de effecten van de
verschillende varianten met elkaar worden vergeleken en
afgewogen niet inzichtelijk. Hoewel gesteld wordt dat men de
aspecten niet tegen elkaar kan afwegen, vindt er wel een
eindafweging plaats. Er wordt zelfs gesteld dat de ecologi
sche aantasting als gevolg van variant west niet zodanig is
dat deze niet kan worden afgewogen tegen de verbetering van
de bereikbaarheid van Dokkum e.o.
Op basis van de aanvullende effectenstudie is een multicrite-
ria-analyse opgesteld waarin 21 criteria zijn meegenomen.
De resultaten van deze analyse laten er geen twijfel over
bestaan: de nulvariant (de huidige route) is het beste en
vervolgens als tweede de oost-variant. Alleen als veel ge
wicht toegekend wordt aan de verkeerstechnische aspecten en
weinig aan de ecologische aantasting komt de west-variant op
de tweede plaats.
ad. 3 Relatie met andere beleidsvoornemens ten gunste van
variant west
De in 1988 afgeronde studie naar de "verkeersstructuur noord-
-oost Friesland" is gebaseerd op het al oudere "provinciale
verkeers- en vervoersplan"Met name het laatste jaar is in
verband met de steeds dreigender milieuproblematiek de visie
ten aanzien van het aanleggen van nieuwe infrastructuur voor
autoverkeer drastisch gewijzigd.
In de aanvullende effectenstudie zijn met behulp van een
strijdigheidsanalyse de varianten vergeleken met een 30-tal
beleidsvoornemens van rijk, provincie en gemeente. Hieruit
blijkt dat de west-variant zeer slecht scoort. Hoewel deze
analyse slechts een indicatieve betekenis heeft, geeft het
wel aan dat het beleidsmatig draagvlak voor variant west
gering is.
ad. 4 Rechtsgeldigheid van de principe-beslissing van G.S.
ten gunste van variant west
In het Besluit milieu-effectrapportage is aangegeven, dat
voor aanleg van een autosnelweg of autoweg met een lengte van
5 km of meer buiten de bebouwde kom een milieu-effectrap
portage uitgevoerd moet worden.
4
Zonder deze rapportage mag geen besluit genomen worden.
Volgens de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne zijn zowel
variant west als variant oost m.er-plichtigDit betekent
dat de principekeuze die Gedeputeerde Staten van Friesland
genomen hebben voor variant west niet genomen had mogen
worden omdat aan de keuze voor deze wegverbinding geen
milieu-effectrapportage ten grondslag ligt.
Conclusie;
Het is U bekend dat tot dusver wij het standpunt hebben
gehuldigd dat de west-variant niet aanvaardbaar is omdat dez
strijdig is met andere beleidsvoornemens van Leeuwarden. Om
tot een zorgvuldige besluitvorming te komen, mede in het
licht van belangen die wij onderkennen voor noord-oost Fries
land, is de opdracht aan de Grontmij gegeven voor een aanvul
lende effectenstudie. Deze studie geeft ons vooralsnog geen
aanleiding ons standpunt te herzien. Samenvattend kan op
grond van de rapportage ten aanzien van de provinciale ver
keersstudie worden gesteld dat:
1. deze te weinig informatie bevat over de eventuele effec
ten;
2. geen inzicht geeft in de beoordeling van andere dan
verkeerstechnische belangen;
3. er niet wordt ingegaan op de strijdigheid tussen de west
variant en andere beleidsvoornemens;
4. de principe-beslissing van Gedeputeerde Staten voor vari
ant west niet rechtsgeldig is.
Op basis van het voorgaande hebben wij Gedeputeerde Staten
verzocht ons op de hoogte te stellen van hun standpunt met
betrekking tot de bovengenoemde vraagpunten om dat standpunt
zo mogelijk bij een finale besluitvorming te betrekken.
Onder de mededeling, dat de Commissie Stadsontwikkeling U in
haar op 6 november 1990 gehouden vergadering heeft geadvi
seerd met het vorenstaande in te stemmen, stellen wij u voor
te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit
Leeuwarden, 8 november 1990
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester
mw. ir. J.A. Lantermans
Secretaris