In de Nota Woningbouwbeleid is de navolgende programmering voorgesteld 1. grote goedkope koopwoningen van f 100.000,- tot f 150.000,- 2. kleine eengezinshuurwoningen tot f 650,- huur per maand 3. bejaardenwoningen in de huursector van f 450,- tot f 650,- p.m. 4. luxere gestapelde huurwoningen van f 600,- tot f 650,- p.m. 5. vrije sector koopwoningen van rond f 250.000,--. Voorts wordt een vaste verhouding tussen huren en kopen in de programmering van 1 op 1 aangehouden. Hierbij moet echter tevens rekening worden gehouden met de omzetting van huur- naar koopwoningen. De verdeling van de nieuwbouw over de financieringscategorieën is als volgt in procenten sociale huur 41,6 2 premiehuur 83 premiekoop-A 16,7 premiekoop-C 16,7 vrije sector 16,7 totaal 100,0 2 In het navolgende wordt aan de hand van de gerealiseerde aantallen bekeken in hoeverre de programmering "op koers ligt". In 1988 en 1989 zijn de volgende aantallen uit de nieuwbouw opgeleverd: 1988 1989 1990 (geschat) sociale huur 238 75 175 premiehuur 81 46 premiekoop 209 176 150 vrije sector 78 248 100 totaal 606 545 425 De afgelopen jaren is nieuwbouw in de koopsector aanzienlijk geweest. Rekening houdend met de realisatie van huurwoningen uit de verbouw levert dit een verhouding huur:koop van 6:7 op. Omdat tevens rekening moet worden gehouden met de verkoop van relatief nieuwe sociale huurwoningen vindt per saldo een verschuiving naar de koopsectoren plaats. Het is door de stijgende rente en de aanscherping van normen voor de premie-A-subsidiëring en de gemeentegarantie echter nog hoogst onzeker of de koopsector zich zo voorspoedig zal blijven ontwikkelen. Thans zijn er sterke aanwijzingen dat de contingenten (A en C) maar zeer moeizaam gerealiseerd worden. Omdat het nog te vroeg is om de meerjarige verhouding tussen de financieringscategorieën te gaan wijzigen. In de planning zal in verband met de prioriteit voor de stadsvernieuwing het aandeel premiekoopwoningen voor de jaren 1991 en 1992 worden verlaagd, om daarna weer toe te nemen. In hoeverre dit gezien het toekomstperspectief realistisch zal moeten blijken. Gezien de onduidelijkheden rond de verhouding tussen kopen en huren, hebben wij een onderzoek hiernaar ingesteld waarvan de resultaten in de planning en programmering voor 1992 kunnen worden verwerkt. Dan zal blijken of de thans voorgestane meerjarige gewenste verhouding tussen kopen en huren van 1 op 1 ook langere termijn gehandhaafd kan worden. Er zijn namelijk ook ontwikkelingen op de langere termijn die de verhouding tussen kopen en huren in de nieuwbouw kunnen gaan beïnvloeden. Op deze plaats wordt hieraan enige aandacht besteed. Uit mededelingen van het Ministerie van VR0M blijkt dat met het oog op de vorming van een volkshuisvestingsfonds en het te voeren prijs-kwaliteitsbeleid sociale koopwoningen (de premie-A-woningen) wellicht reeds in 1992 volledig kunnen worden gelijkgeschakeld met sociale huurwoningen in termen van kwaliteit en programma van eisen (normkostenniveau)Dit bevordert weliswaar de uitwisselbaarheid en de keuzemogelijkheden tussen kopen en huren. Echter voor de Leeuwarder situatie betekent dit, dat door het verder omlaag brengen van de stichtingskosten voor premie-A-woningen de mogelijkheden om in het segment koopwoningen van f 100.000,- en f 150.000,- voldoende aanbod uit nieuwbouw te kunnen realiseren zullen afnemen. Selectieve toedeling van de premie-C-contingenten aan de goedkopere projecten (tot f 150.000,--) zou een oplossing kunnen bieden. De bedoelde selectie zou zich moeten richten op de volgende aspecten: kosten-kwaliteitsverhouding blijkend uit reeds geleverde prestaties, zuinigheid in grondprijzen (oppervlakte en prijsniveau) en bijdrage aan het kwaliteitsbeleid van de gemeente. Bij het verder verlagen van de stichtingskostengrenzen komt het gemeentelijk beleid inzake de kwaliteit van de woningbouw in het gedrang. Dreigend verlies aan kwaliteit dient evenwel te worden voorkomen. Bij het rijk zou met het oog op het realiseren van kwaliteit moeten worden aangedrongen op een meer geleidelijke overgang qua subsidiëring naar de licht gesubsidieerde en duurdere premie-C, zoals in de vervallen premie-B-regeling. Als mogelijk nieuw beleidsinstrument zou het van gemeentewege verstrekken van een aanvullende revolving-fund-subsidie (een subsidie die wordt terugbetaald) voor de categorie goedkopere premie-C-woningen kunnen worden onderzocht. Een dergelijke subsidie zou uitsluitend moeten zijn gericht op het kwaliteitsstreven en niet als inkomensmaatregel mogen worden ingebracht De gelijkschakeling van woningwetwoningen en premiekoop-A-woningen zal naar verwachting tot een kwaliteitsdaling in de laatstgenoemde categorie leiden. Ten opzichte van de te verkopen sociale huurwoningen zullen de kwaliteitsverschillen in de toekomst zelfs in het voordeel van de reeds bestaande woningen kunnen gaan uitvallen. Daarom verdient de verkoop van woningwetwoningen in de wijken Aldltn, Westeinde en wellicht in de toekomst ook in Camminghaburen extra aandacht. Door de lagere prijzen t.o.v. de nieuwbouw kunnen deze woningen uitstekend dienen als vervanger van de premie-A-woningen en de goedkope premie-C-koopwoningen. Ondanks het ontbreken van de resultaten uit het evaluatieonderzoek van het verkoopprogramma kan op basis van de huidige ervaringen worden gesteld dat verkoop binnen de reeds gestelde randvoorwaarden voortzetting verdient. 7

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1990 | | pagina 96