Milieubeheer (723) 62 zieningen merken wij op dat inmiddels 5 speciale afvalbakken zijn geplaatst. Met betrekking tot het ontmoedigingsbeleid zijn meer stegen "verboden voor honden" ver klaard, tevens zullen twee speelplaatsen als proef worden voorzien van afrasteringen. Om er voor te zorgen dat het uitgestippelde beleid daadwerkelijk wordt uitgevoerd door de eigenaren zijn twee controleurs bij de Reinigingspolitie aangesteld. Wij volgen de effecten van het gevoerde beleid nauwlettend. Wanneer daartoe aanlei ding bestaat zullen wij de maatregelen nog verder aanscherpen. Algemeen Het gemeentelijk milieubeleid zoals verwoord in de Milieunota is nader geconcreti seerd in het Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) 1992-1995. Het MUP bevat een pro gramma van de gemeentelijke milieu-activiteiten voor de jaren 1992 tot en met 1995. Het MUP vormt zowel het planningsinstrument als het kader, waaraan jaarlijks de voortgang van het gemeentelijk milieubeleid kan worden getoetst. Jaarlijks wordt een werkprogramma opgesteld, waarin de werkzaamheden nader gedetailleerd worden. Het eerste werkprogramma zal in 1992 gehanteerd worden. In dit verband wijzen wij op het Kaderplan van Aanpak NMP voor gemeenten. Hierin staat verwoord wat de gevolgen zijn van het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) en het Nationaal Milieubeleidsplan Plus voor het gemeentelijk milieubeleid. Daarnaast vervult het de functie van toetsingskader voor het Ministerie van VROM, aan de hand waarvan wordt beoordeeld of de beschikbaar gestelde rijksmiddelen wel aan de uitvoering van het NMP en het NMP+ besteed worden. In de praktijk betekent dit, dat de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen geoormerkt zijn. Zij moeten aantoonbaar ingezet worden voor personele voorzieningen op het terrein van de milieuhygiëne. Bovendien is de rijksbijdrage gedeeltelijk gekoppeld aan een eigen bijdrage van de gemeente. De rijksoverheid stimuleert de intergemeentelijke samenwerking door middel van een extra financiële bijdrage voor gemeenten, die een deel van de NMP en de NMP+ taken in intergemeentelijk verband uitvoeren. Leeuwarden maakt deel uit van het samenwer kingsverband Noord-Friesland en is voorstander van een goede intergemeentelijke samenwerking. Derhalve kunnen wij aanspraak maken op de financiële toeslagen van het Rijk. De door het Rijk beschikbaar gestelde middelen voor de uitvoering van de milieuta ken zijn bij lange na niet voldoende om de in de Milieunota genoemde streefsituatie voor het jaar 2000 te bereiken. Om enigszins aan dit probleem tegemoet te komen, wor den in het MUP twee financieringsscenario's gehanteerd. Voor beide scenario's geldt onverkort, dat de streefsituatie in het jaar 2000 bereikt dient te zijn. Echter, in het twee de scenario worden de kosten gespreid tot 2010 in plaats van tot 2000. Ook bij het tweede scenario is jaarlijks een veel hoger bedrag nodig dan de genoemde rijksbijdrage. Bij de aanbieding van het MUP 1992-1995 en het Werkprogramma 1992 zullen wij nader ingaan op de financiering van ons milieubeleid. Beleidsvoornemens per hoofdfunctie 63 Hieronder geven wij een beknopte opsomming van de belangrijkste milieumaatrege len in 1992. Voor een volledig overzicht en een nadere detaillering van de maatregelen wordt verwezen naar het Milieu Uitvoeringsprogramma 1992-1995 en het Werk programma 1992. Bodemonderzoek en -sanering Ten einde meer inzicht in de bodemkwaliteit binnen de gemeente te krijgen zal de komende jaren gestructureerd onderzoek naar de kwaliteit van de bodem en de onder waterbodems binnen de gemeente plaatsvinden. Indien de aanpak van verontreinigde (onderwater)bodems afhankelijk blijft van de prioriteitenstelling van de provincie Friesland in het kader van de Interimwet bodemsanering, zullen wij tot ver na het jaar 2000 geconfronteerd blijven met (onderwater)bodemverontreinigingen in onze gemeen te. Wij achten het wenselijk, dat zelf zoveel mogelijk de sanering van de verontreinigde (onderwater)bodems ter hand genomen wordt. In geval van sanering is ons beleid erop gericht de verontreinigingen zoveel mogelijk door de veroorzakers, dan wel gebruikers van de desbetreffende lokatie te laten verwijderen. Daarnaast is het beleid gericht op het voorkomen van (onderwater)bodemverontreiniging. In 1992 richt het bodemonderzoek zich op de woonomgeving, bedrijfsterreinen, onderwaterbodems en op de afzetmogelijkheid van vrijkomende grond. Bedrijfshinder In het kader van het bijdragenbesluit "uitvoering gemeentelijk milieubeleid" van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wordt de komende jaren de uitvoering van de Hinderwet geïntensiveerd. In 1994 zal de achters tand in vergunningverlening opgeheven zijn. Tevens er is dan sprake van een effectief controlesysteem. De hiermee samenhangende kosten worden deels door het Rijk ver goed. Dit geldt met name voor de structurele personeelsuitbreiding met twee formatie plaatsen. Daarnaast zal in de komende jaren een "Saneringsplan milieuhinderlijke bedrijven" opgesteld worden en zal er een inventarisatie plaatsvinden van risicodragen de bedrijven binnen de gemeente. In 1992 zal het tegengaan van straathinder geïnte greerd worden binnen de activiteiten in het kader van de Ruimtelijke Ordening. Geluidshinder De integratie tussen Ruimtelijke Ordening en Milieu (verkeer-geluidshinder-luchtver- vuiling) zal in de komende jaren gestalte krijgen door middel van het Verkeers- milieuplan. In de komende jaren zal in voorkomende gevallen het gebruik van het zoge heten "zeer open asfalt" worden overwogen. Dit is blijkens onderzoek zeer geschikt om een belangrijke geluidreductie te bereiken. Ten aanzien van het industrielawaai wordt opgemerkt, dat in 1991 de geluidszones rond het industrieterrein "Leeuwarden-West" zijn vastgesteld. In 1992 zullen deze zones rond het industrieterrein "de Hemrik" vastgesteld worden. De sanering van het indus trielawaai rond Leeuwarden-Oost zal in 1995 voltooid moeten zijn. Daarvoor is evenwel de medewerking noodzakelijk van de provincie Friesland. Beleidsvoornemens per hoofdfunctie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1991 | | pagina 119