48 Een belangrijk probleem dat moest worden opgelost was dat in de opbouwfase tegelijkertijd rekening moest worden gehouden met een aanzienlijke teruggang van het rijksbudget. In het kader van de herwaardering 1987-1989 heeft U daarom besloten voorlopig uit te gaan van een noodzakelijk budget van 1,2 miljoen. De Raadscom missie Onderwijs heeft in september 1989 geconcludeerd dat er nog te weinig informatie beschikbaar is om dit bedrag ter discussie te stellen. In het cursusjaar 1990-1991 zal op basis van nadere informatie verdere besluitvorming plaatsvinden. Uit het Landelijk overzicht budgetverdeling 1991 blijkt overigens dat het kabinet besloten heeft voor 1991 25 miljoen extra beschikbaar te stellen ten behoeve van de uitvoering van de basiseducatie. Als gevolg hiervan is het rijksbudget voor de gemeente Leeuwarden in vergelijking met eerdere overzichten voor 1991 verhoogd tot 1.153.543,dat wil zeggen een verhoging met ongeveer 180.000,ten opzichte van eerdere ramingen. Naast de reguliere middelen ten behoeve van de uitvoering van de basiseducatie zijn in 1989 en 1990 uit de voormalige WIR-gelden middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van de scholing voor langdurig werklozen. Deze middelen worden door het Rijk beschikbaar gesteld aan de directeu ren van de Gewestelijke Arbeidsbureaus, die vervolgens beslissen over de verdeling van de middelen tussen de basiseducatie en de beroepseducatie. Ten behoeve van het basiseducatie-gedeelte is in 1990 door de directeur GAB Leeuwarden ten behoeve van Leeuwar den ruim 323.000,beschikbaar gesteld. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit programma, in tegenstelling tot de "reguliere" basiseducatie, bedoeld is voor langdurig werklozen in de GAB Regio Noord. Naar verwachting zullen ook in 1991 ten behoeve van dit zogeheten Programma Additionele Scholing (PAS) middelen beschik baar worden gesteld. Zekerheid hierover bestaat echter op dit moment nog niet. Volwasseneneducatie Zoals in het Beleidsplan 1990-1994 reeds is aangegeven is één van de belangrijkste doelstellingen op het terrein van de volwassenen educatie gelegen in het aanbrengen van samenhang in de planning van de verschillende deelterreinen van de volwasseneneducatie. Door de kabinetscrisis in mei 1989 en het vervolgens controversieel verklaren van een aantal wetsvoorstellen heeft de wet- en regelge ving op het terrein van de volwasseneneducatie vertraging ondervon den. De afgelopen maanden zijn de ontwikkelingen met betrekking tot de benodigde wet- en regelgeving echter in een stroomversnelling geraakt. De behandeling van de Arbeidsvoorzieningswet in de Tweede Kamer en een advies van de Commissie voor de Toetsing van Wetgevingsprojecten (voorheen de Commissie Hirsch Ballin) inzake de Invoeringswet Kaderwet volwasseneneducatie zijn hiervan de oorzaak geweest. De overheid heeft op grond van de behandeling van de Arbeidsvoorzieningswet in de Tweede Kamer en het advies van de Commissie voor de Toetsing van Wetgevingsprojecten het 1991-1994 2. Beleidsvoornemens per hoofdfunctie 49 beleid enigszins gewijzigd. De belangrijkste uitkomsten van de beleidswijziging zijn de afschaffing van de aanvankelijk voorge schreven vorming van een Regionaal Educatief Overleg (REO) en het creëren van een Regionaal Bureau Onderwijs (RBO) geweest. Het afschaffen van de aanvankelijk voorgeschreven REO-vorming betekent dat voor het Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening (RBA) een platform ontbreekt om concrete scholingsbehoeften voor te leggen aan de educatieve infrastructuur. De overheid heeft echter de verwachting uitgesproken dat de educatieve instellingen op eigen initiatief zullen besluiten tot samenwerking, waarmee mogelijk alsnog het benodigde platform ontstaat. Om de samenwerking te stimuleren heeft de Minister van Onderwijs en Wetenschappen het voornemen in ieder RBA-gebied een RBO te creëren en te bekosti gen. Aangezien de minister ernaar streeft op zeer korte termijn de beleidsvoornemens te concretiseren, dienen de educatieve instellin gen zich te beraden over de mate waarin tot samenwerking wordt besloten en de wijze waarop door de educatieve infrastructuur het RBO daarbij wordt betrokken. Het RBO wordt voorlopig voor de duur van vijf jaar rechtstreeks door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen bekostigd. Na die periode zullen de beschikbare middelen in beginsel aan de educatie ve infrastructuur ter beschikking worden gesteld. Het gerealiseerd hebben van voldoende samenwerking is daarbij een voorwaarde. Het RBO kan dan, voor zover daaraan behoefte bestaat, voor rekening van de instellingen (of van andere die van de diensten gebruik willen maken) worden voortgezet. In Leeuwarden is een werkgroep, ontstaan vanuit een bestaand educatief overleg van instellingen, die bij de uitvoering van scholing in het kader van de primaire beroepsgerichte volwasseneneducatie zijn betrokken, thans bezig een blauwdruk voor deze samenwer kingsstructuur op te stellen. Naast directieleden van educatieve instellingen maakten de coördinatoren van de projecten Primaire Beroepsgerichte Volwasseneneducatie (PBVE) en Intensivering Scholing door Onderwijsinstellingen (ISO) deel uit van de werkgroep. Beide projecten mogen worden beschouwd als de voorlopers van het toekomstig RBO. Gewijzigde opzet regionale planningsprocedure Het RBA dient jaarlijks een globaal en indicatief plan op te stellen voor het cursorisch beroepsonderwijs. Het gaat daarbij niet om een concreet activiteitenplan, maar om het stellen van prioriteiten, doelen en randvoorwaarden. Het horen van een vertegenwoordiging van de instellingen voor volwasseneneducatie is hierbij verplicht. Het RBA is tevens verplicht, wanneer zich een concrete behoefte aan specifieke scholing voordoet, offerte te vragen aan een regionaal bureau dat bemiddelt tussen de educatieve infrastructuur en het RBA. Het RBA kan desgewenst ook rechtstreeks aan de instellingen voor volwasseneneducatie offerte vragen en heeft de mogelijkheid vrij Beleidsplan 1991-1994 2. Beleidsvoornemens per hoofdfunctie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1991 | | pagina 37