71
HOOFDFUNCTIE 6. SOCIALE VOORZIENINGEN EN MAAT
SCHAPPELIJK WERK
Algemeen
Vernieuwing in de sociale voorzieningen
Aan de Algemene Bijstandswet (ABW), die in 1965 in werking is
getreden, zijn in de loop der jaren talrijke nadere regels toegevoegd
door het Rijk. De ABW kan daarom thans worden gekenmerkt als
een wet die niet voldoende inzichtelijk meer is en bovendien weinig
ruimte biedt aan de gemeenten voor het voeren van een eigen beleid.
Wij zijn dan ook verheugd over het voornemen bij het Rijk om tot
herinrichting van de ABW over te gaan.
Door middel van deze herinrichting van de ABW wordt beoogd een
grotere ruimte voor de gemeente te scheppen om in te spelen op
individuele problematische situaties, ook waar het het toetreden tot
de arbeidsmarkt betreft. Het voornemen bestaat om de herinrichting
van de ABW in twee fasen in te voeren. In eerste instantie zal in het
kader van de sociale vernieuwing uitwerking gegeven worden aan de
decentralisatie van de bijzondere bijstand. Naar verwachting zal de
decentralisatie van de bijzondere bijstand in de eerste helft van
1991 ingevoerd worden. In een later stadium wordt met betrekking
tot de ABW als geheel een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer
ingediend.
Uitgangspunt van de decentralisatie van de bijzondere bijstand is,
dat de beleidsverantwoordelijkheid binnen een zeer globaal centraal
kader en de financiële verantwoordelijkheid worden overgedragen
aan de gemeenten. Deze vergroting van de beleidsverantwoordelijk
heid waarderen wij positief.
De gemeente zal zelf de kosten van bijzondere bijstand volledig gaan
dragen in tegenstelling tot de huidige situatie waarbij op declaratie
basis 90% ten laste van het Rijk en 10% ten laste van de gemeente
komt. Daartoe worden de huidige rijksuitgaven van 200 miljoen
op jaarbasis vermeerderd met 100 miljoen op jaarbasis, in het
Gemeentefonds gestort.
De toevoeging van 100 miljoen is bedoeld voor intensivering van
de bijzondere bijstand. Voor intensivering van bijzondere bijstand
is ook in 1990 een bedrag van 50 miljoen beschikbaar gesteld. In
verband hiermede is de Dienst Economische en Sociale Zaken in het
laatste kwartaal van 1990 een intensieve voorlichtingsactie ter
vergroting van het gebruik van de bijzondere bijstand gestart.
Het kabinet is van oordeel dat de noodzaak om naast de ABW aparte
gemeentelijke fondsen voor minima in stand te houden, komt te
vervallen doordat de gemeente als gevolg van de decentralisatie van
de bijzondere bijstand meer mogelijkheden heeft om bij de
bijstandsverlening maatwerk te leveren. Vooralsnog zijn wij echter
van oordeel dat ook na realisering van de decentralisatie van de
bijzondere bijstand een aanzienlijk deel van het gemeentelijk
1991-1994
2. Beleidsvoornemens per hoofdfunctie