2
het hoge financieringstekort en de hoge nationale schuld nog wel
verdere bezuinigingen te verwachten.
Dit werkt extra door voor stedelijke middelgrote gemeenten als
Leeuwarden. De middelgrote verstedelijkte centrumgemeenten
krijgen in wezen te weinig financiële middelen van het Rijk om in
de reële behoeften van de inwoners te voorzien en tegelijk de
centrumpositie waar te maken. Dit klemt des te meer omdat in de
komende jaren ons nog grote uitdagingen en grote inspanningen ten
aanzien van onze hoofdprioriteiten sociale vernieuwing, stedelijke
vernieuwing, bestuurlijke vernieuwing en milieu staan te wachten.
Inmiddels is deze problematiek van typisch verstedelijkte gemeenten
als Leeuwarden op basis van een door het Instituut van Onderzoek
van Overheidsuitgaven (IOO) verricht onderzoek van juni 1990,
voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken, de Raad voor
Gemeentefinanciën e.d. Bij de herziening van de Financiële ver
houdingswet voor 1994 alsmede bij de toewijzing van gelden vanuit
specifieke uitkeringen, ook bij intensivering van beleid (bijv. milieu
en sociale vernieuwing) zal met de problematiek van ons soort
gemeenten rekening gehouden moeten worden.
Een globale verkenning van de vooruitzichten voor de financiële
verhouding met het Rijk (de specifieke uitkeringen en de algemene
uitkering uit het Gemeentefonds) blijft wijzen op forse onzekerhe
den in de komende jaren. De specifieke uitkeringen van het Rijk
stonden en staan onder druk.
Ook de algemene uitkering is een vast onderdeel van door de
regering doorgevoerde en door te voeren bezuinigingsoperaties. In
ieder geval is bereikt, dat in het kader van het aan het begin van de
kabinetsperiode overeen te komen bestuursakkoord tussen het Rijk
en de gemeenten ook afspraken worden gemaakt over door te voeren
bezuinigingen.
Wat de algemene uitkering betreft komen we hier dan ook minder
gauw voor verrassingen te staan. In de sector van de specifieke
uitkeringen zijn de gemeenten meer kwetsbaar.
Een positief punt met betrekking tot de hoogte van de algemene
uitkering is, dat het Rijk als regel een deel van zijn beleidsintensi
vering doet neerslaan in een verhoging van de algemene uitkering
in de vorm van een investeringsimpuls. Ook voor 1992 t/m 1994 zijn
deze uitzettingen, of het nu investeringsimpuls of evenredig deel
beleidsintensivering heet, aangekondigd, maar evenwel nog niet
"hard" toegezegd.
Wij hebben dit extra geld hard nodig, met name voor het investe
ren in onze plannen voor de hoofdprioriteiten.
Een ander lichtpunt in de ontwikkeling van de algemene uitkering
is de schoorvoetende erkenning dat ook de incidentele loonontwikke
ling (een jarenlang strijdpunt tussen gemeenten en Rijk) via het
1991-1994
1. De context van het beleid
3
Gemeentefonds gecompenseerd gaat worden. Voor de gemeenten is
daartoe in de komende beleidsperiode een gefaseerde aanzet toe
gegeven.
Dit alles laat overigens onverlet dat een objectieve maatstaf voor de
ontwikkeling van het Gemeentefonds blijft ontbreken. Bij de
jaarlijkse bepaling van de hoogte van de algemene uitkering wordt
uitgegaan van 1% volumegroei. Dit is echter ontoereikend en werkt
zelfs zo uit dat gemeenten die in omvang gelijk blijven toch een
lagere algemene uitkering krijgen. Via de VNG zal er onzerzijds op
aangedrongen blijven worden dat de ontwikkeling van de hoogte
van het Gemeentefonds gekoppeld wordt aan de ontwikkeling van
het Bruto Nationaal Produkt.
Bezuinigingsdruk, ontoereikende externe financieringsbronnen
(Gemeentefonds), financiële risico's (hoge renten e.d.) maken het
voor Leeuwarden een extra uitdaging om een gezond, financieel
beleid, mede tot uitdrukking komende in een structureel sluitende
begroting, tot stand te brengen. Ook voor de komende beleidsperiode
is dat gelukt, al is daarbij te constateren dat Leeuwarden een meer
bescheiden begrotingspositie heeft dan bij het vorige beleidsplan.
Daarbij is overigens wel rekening gehouden met de invulling van
nieuw beleid tot een totaal bedrag van 2,6 miljoen voor 1991 met
een structurele doorwerking naar 1994 tot 4,5 miljoen. Na zeer
zorgvuldige afweging hebben wij gemeend voor 1991 tevens
1.317.000,vrij te moeten maken voor invulling van nieuw
beleid met een in principe éénmalig karakter. Gelet op de stand van
de algemene reserve en de ter zake in het Collegeprogramma 1990-
1994 gemaakte afspraken, achten wij het verantwoord tot dit bedrag
over de reserve te beschikken.
Voor wat betreft de tarief verhogingen voor belastingen en rechten
zijn we ook voor 1991 uitgegaan van het principe dat tariefsaanpas
singen gerelateerd worden aan de inflatie. Door ontwikkelingen in
de milieusector wordt het noodzakelijk met name de afvalstoffenhef
fing fors te verhogen.
1.2 Sociale vernieuwing
Sinds het begin van de tachtiger jaren is in het rijksbeleid nadruk
kelijk gekozen voor een economisch herstelbeleid met de nadruk op
de marktsector. Daaraan gekoppeld is gewerkt aan het terugdringen
van de overheid. Ook voor de sociale sector zijn de gevolgen hiervan
niet uitgebleven.
In brede kring is het besef ontstaan dat het economisch herstel
gepaard dient te gaan met sociaal herstel. De heropleving van de
economie heeft er niet voor kunnen zorg dragen dat de deelname
Beleidsplan
1991-1994
1
De context van het beleid