Het bezwaar tegen de uitvoering van de stadsvernieuwings-
werken, terwijl het plan nog niet onherroepelijk is en
tegen het ontbreken van zekerheid over de uitvoering van de
plannen heeft geen betrekking op het plan zelf. Hiervoor
wordt verwezen naar het gestelde t.a.v. dit onderdeel bij
het bezwaarschrift van de Bewonerscommissie Welgelegen.
Los van de bezwaren welke zijn ingediend, achten wij het
gewenst de artikelen 3 en 4 van de voorschriften op een
klein onderdeel aan te passen. In de daarin opgenomen
regeling met het oog op de beëindiging van minder gewenste
bedrijven is het begrip "facultatief" gehanteerd. Teneinde
eventuele misverstanden te voorkomen kan dit begrip beter
worden gemist. Wi i stellen u voor het plan op dit onderdeel
gewijzigd vast te stellen.
Onder mededeling, dat de Commissie voor Stadsontwikkeling u
in haar op 28 januari 1992 gehouden vergadering heeft gead
viseerd met het vorenstaande in te stemmen, stellen wij u
voor het bestemmingsplan "Willem Loréstraat" vast te stel
len overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit
Leeuwarden, 6 februari 1992.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mw. ir. J.A. Lantermans Secretaris.
10
Nr. 1517
GV/AL
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van
6 februari 1992 (bijlage nr. 40
BESLUIT:
overwegende, dat het wenselijk is om het bestemmingsplan
"Willem Loréstraat" vast te stellen;
dat het ontwerp-bestemmingsplan vergezeld van een toelich
ting met ingang van 20 september 1991 gedurende een maand
voor een ieder ter inzage heeft gelegen;
dat tegen het ontwerp-bestemmingsplan binnen de in de Wet
op de Ruimtelijke Ordening aangegeven termijn zeven be
zwaarschriften zijn ingediend;
dat hij onder overneming van de motivering, zoals weergege
ven in het hierna omschreven voorstel van Burgemeester en
Wethouders, van oordeel is dat de aangevoerde bezwaren
deels gegrond en voor het overige ongegrond dienen te
worden verklaard, zoals tot uitdrukking is gebracht in het
dictum van dit besluit;
dat in verband met vorengenoemde overweging het bestem
mingsplan op onderdelen gewijzigd dient te worden vastge
steld, zoals in het dictum van dit besluit is omschreven;
dat afgezien van het vorenstaande de artikelen 3 en 4 van
de voorschriften op een klein onderdeel dienen te worden
aangepast
gelet op de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het Besluit
op de Ruimtelijke Ordening 1985;
BESLUIT:
onder overneming van de motivering, zoals vervat in het
hierboven vermelde voorstel van Burgemeester en Wethouders:
1