vijfde lid en het totaal van die pensioenen meer
bedraagt dan het grensbedrag, omschreven in het
derde lid, wordt op grond van artikel 154 juncto
artikel 93 van genoemde wet, elk eigen pensioen
krachtens of op de voet van die wet beperkt tot een
zodanig gedeelte (beperkingsbreuk) van bedoeld
grensbedrag als evenredig is aan de verhouding,
waarin elk van laatstbedoelde pensioenen staat tot
het totaal van die pensioenen.
3. Het grensbedrag is het pensioen dat met toepassing
van artikel 15a tot het in het achtste lid van dat
artikel genoemde maximum van 70 percent zou zijn
toegekend naar een wedde overeenkomend met het
hoogste bedrag in bijlage A van het
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1984 (Stb. 571) vermeerderd met het percentage van
de vakantie-uitkering.
4. Indien het bedrag van één of meer van de in het
tweede lid bedoelde pensioenen bij berekening naar
de maximaal in aanmerking komende diensttijd hoger
is of zou zijn dan het grensbedrag bedoeld in het
derde lid, treedt dat hogere bedrag of het hoogste
van die bedragen voor de toepassing van het tweede
lid in de plaats van het grensbedrag.
Voor de in de eerste volzin bedoelde vergelijking
worden de pensioenen aangepast overeenkomstig de
regelen vastgesteld bij de algemene maatregel van
bestuur bedoeld in artikel 105 van de Algemene
Pensioenwet Politieke Ambts-dragers en daarmee
overeenkomende artikelen in andere pensioenwetten.
Artikel 33 komt te luiden:
1. Artikel 32 is van overeenkomstige toepassingen
indien voor een weduwe onderscheidenlijk een wees,
naast recht op één of meer weduwenpensioenen
onderscheidenlijk wezenpensioenen, krachtens of op
de voet van de Algemene Pensioenwet Politieke
Ambtsdragers recht bestaat op een of meer
pensioenen, onderscheidenlijk wezenpensioenen
krachtens een andere regeling, met dien verstande
dat voor het in het derde lid van dat artikel
bedoelde grensbedrag en het in het vierde lid van
dat artikel bedoelde hogere bedrag, met betrekking
tot een weduwenpensioen vijf zevende gedeelte, met
betrekking tot een wezen-pensioen krachtens artikel
24 eerste lid, onder a, een zevende gedeelte en met
betrekking tot en wezenpensioen krachtens artikel
24, eerste lid, onder b, twee zevende gedeelte van
die bedragen in de plaats komt.
12
2. Voor de toepassing van dit artikel worden de toe
slagen bedoeld in de artikelen 21a, 24a, 26a en 26b
niet onder pensioen begrepen.
3. Artikel 26 wordt overeenkomstig toegepast.
R. 1. Het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk V komt
te luiden: Samenloop van pensioen en algemeen
pensioen over diensttijd vóór 1 januari 1986.
2. Artikel 35 komt te luiden:
1. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt
verstaan onder:
a. een pensioen: een pensioen of een gedeelte
van een pensioen voor zover berekend over de
tijd voor 1 januari 1986, dat is toegekend of
geacht wordt te zijn toegekend krachtens deze
verordening, met uitzondering van de
overgangs-toeslagbedoeld in artikel 81;
b. een algemeen pensioen:
1. een bruto ouderdomspensioen als bedoeld
in artikel 9 van de Algemene Ouderdoms
wet, eventueel vermeerderd met een
brutotoeslag als bedoeld in artikel 10
van die wet, benevens de bruto vakantie
uitkering, bedoeld in artikel 29 van die
wet, één en ander voor zover niet uitbe
taald krachtens artikel 18 van die wet;
2. een weduwenpensioen, een tijdelijke
weduwenuitkering en wezenpensioen als
bedoeld in de Algemene Weduwen- en We
zenwet;
3. een pensioen of uitkering toegekend
krachtens een wettelijke regeling van de
Nederlandse Antillen of van een vreemde
mogendheid en naar aard en strekking
overeenkomend met een algemeen pensioen
als omschreven onder de punten 1 of 2;
c. een belanghebbende: degene die recht heeft op
een pensioen.
2. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt
onder het algemeen pensioen van de
belanghebbende die de leeftijd van 65 jaar heeft
bereikt, mede begrepen het algemeen pensioen
waarop zijn echtgenoot recht heeft, tenzij het
echtpaar duurzaam gescheiden leeft. Voor de
toepassing van de vorige volzin wordt mede als
echtgenoot aangemerkt degene die voor de
toepassing van de Algemene Ouderdomswet als
echtgenoot van de belanghebbende wordt
aangemerkt
13