Filosofie rond opzet van beleidsstukken-
Vanuit de reorganisatie 1990 bestaat de behoefte al aan een productbegroting. Dit
houdt in dat er aanzetten moeten worden gegeven om de strategische visie om te
zetten in concreet beleid en activiteiten. De druk is nadien nog vergroot, enerzijds
doordat het CDR in 1992 ook duidelijk voor deze richting heeft gekozen en
anderzijds uit het oogpunt van een goed financieel Beheer. Deze argumenten
serieus nemend, is met het opstellen van de begroting 1994 een eerste aanzet
gegeven om te komen tot een begroting waar de budgetten in relatie zijn gezet tot
de prestatie- kerngegevens.
Dit aspect moet in de komende jaren verder worden vervolmaakt, zodat er sprake
zal zijn van een causaal verband tussen de te verrichten prestaties activiteiten/
producten) en de hieraan ten grondslag liggende noodzakelijke kosten. rationeel
gebrachte offers).
De begroting 1994 is in dit verband naar 2 gezichtspunten geordend en uitgewerkt.
In de beleidsbegroting 1994 is een verband gelegd tussen de prestaties en de
budgetten. Maar vooral ook getracht de leesbaarheid van het stuk te vergroten door
bij elke subfunctie de cijfers van relevante informatie in de vorm geschreven tekst
te voorzien.
De beheersbegroting is zuiver cijfermatig van opzet en komt overeen met de eisen
die er door concern- financiën aan zijn gesteld i.v.m. consolidatie.
Door voor deze strategie te kiezen, bracht mee, dat er behoorlijk wat meer energie
in de totstandkoming van de beleidsstukken moest worden gestoken. Toch is
getracht, naast de vele andere noodzakelijke werkzaamheden voortvloeiende uit
specifieke opdrachten b.v. kerntakendiscussie, bezuinigingsoperaties e.d., ook een
aanzet op dit gebied te geven. Het zal niet bij deze aanzet kunnen blijven, doch
wanneer men richting finish wil, zal men moeten aanzetten om die toch eens te
bereiken.
Zoals vorenstaand vermeld is de begroting in technische zin binnen het berekende
budgetkader nader uitgewerkt.
Bij verschillende subfuncties in de beleidsbegroting komt vaak het woord: effect
bezuinigingen" voor. Hiermee wordt aangegeven de financiële effecten van de
maatregelen die getroffen moeten worden in't kader van het concembreed weer
sluitend maken van de begroting en de meerjarenramingen.
Het totaal van het in de begroting 1994 verwerkte effect aan bezuinigingen t.o.v. de
primitieve cijfers uit de begroting 1993 bedraagt ruim 1,2 miljoen gulden.
Om de begroting op de korte en de middellange termijn sluitend te krijgen en te
houden heeft uw college 11 mei j.l. besloten om minimaal 15 miljoen gulden op
jaarbasis in de komende beleidsperiode structureel te besparen.
Het aandeel voor de dienst bedraagt 3,1 miljoen gulden.
Ruim f 500.000,00 van de reeds ingeboekte 1,2 miljoen gulden, heeft betrekking op
gedeeltelijke invulling van de op 11 mei geformuleerde taakopdracht.
Toch blijft er nog 2,6 miljoen over waar in de komende tijd oplossingen voor
moeten worden bedacht en verwoord.
Uw college heeft uitgesproken dat het werkveld, waar Stadsbeheer zich opbeweegt,
de leefbaarheid, relatief zal worden ontzien en de inwoners van Leeuwarden zo
weinig mogelijk moeten merken van de aan te brengen bezuinigingen. Of dit ook
mogelijk zal zijn, valt zeer te betwijfelen
Ten eerste zal de leefbaarheid van de stad afnemen. Wanneer een dienst die de
fysieke infrastructuur van een stad onderhoudt haar taken globaal met 15% minder
geld en 12% minder aan personeel moet doen, kan dit niet anders dan leiden tot
een niveauverlaging in de onderhoudssfeer.
Ten tweede zal de dienstverlening naar de burger merkbaar verslechteren. Deze
ombuigingsoperatie staat niet op zichzelf, doch moet geplaatst worden in't kader
van de zich achter elkaar opvolgende bezuinigingen sinds 1987.
Deze bezuinigingen hebben hoe men het ook wil wenden of keren, met name de
uitvoering getroffen.
Een voorbeeld ter staving van deze bewering: Op het budget van de afdeling
Groen, Recr.gebieden en Begraafplaatsen voor onderhoud van het openbaar groen
is sinds 1987 ruim 2 miljoen bezuinigd, terwijl het areaal te onderhouden groen
daarentegen elk jaar nog toeneemt.
Ten derde zullen de bezuinigingen negatieve gevolgen hebben voor de directe-/
en indirecte werkgelegenheid en de economische ontwikkeling met name binnen de
regio Leeuwarden.
Ten vierde zal de opvang en de begeleiding van banenpoolers, JWG'ers e.d.
steeds moeilijker worden wanneer het ambtelijk apparaat steeds meer inkrimpt.
Voor een nadere explicatie verwijs ik uw college kortheidshalve naar de in de
aanhef genoemde documenten.
P.A.v.d.Woude,
Algemeen directeur,